What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
alle examenstof herhalen
GEEN kenmerk van de marktvorm volkomen concurrentie is ...
A
veel aanbieders
B
heterogeen product
C
vrije toe- en uittreding
D
transparante markt
1 / 39
next
Slide 1:
Quiz
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
GEEN kenmerk van de marktvorm volkomen concurrentie is ...
A
veel aanbieders
B
heterogeen product
C
vrije toe- en uittreding
D
transparante markt
Slide 1 - Quiz
Welke marktvorm hoort bij de bloemenveiling?
A
Oligopolie
B
Monopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie
Slide 2 - Quiz
Om welke marktvorm
gaat het hier?
A
Monopolie
B
Volkomen mededinging
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie
Slide 3 - Quiz
wat is GEEN kenmerk van de monopolistische concurrentie?
A
Veel aanbieders
B
Zowel homogeen als heterogeen goed
C
vrije toetreding
D
niet transparant
Slide 4 - Quiz
Waaraan kun je in de grafiek herkennen dat het gaat om een volkomen concurrentie?
A
horizontaal lopende GTK-lijn
B
aflopende GTK-lijn
C
horizontaal lopende GO-lijn
D
aflopende GO-lijn
Slide 5 - Quiz
collectieve goederen zijn niet rivaliserend
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quiz
Maximale winst wordt behaald bij:
A
50 stuks
B
100 stuks
C
200 stuks
D
150 stuks
Slide 7 - Quiz
Break-even point is?
A
TO - TK
B
MO - MK
C
TO = TK
D
GO = GTK
Slide 8 - Quiz
Snelwegen zijn collectieve goederen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
maximale winst als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
TO-TK
D
Qa=Qv
Slide 10 - Quiz
Winst is?
A
Toegevoegde waarde op een product
B
verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs
C
Omzet x prijs
D
BTW
Slide 11 - Quiz
een maximumprijs is er om de producent te beschermen
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Bij een maximumprijs ontstaat er een ....
A
aanbodoverschot
B
aanbodtekort
C
vraagoverschot
D
vraagtekort
Slide 13 - Quiz
Leidt een octrooi tot een welvaartstoename, of welvaartsverlies op korte termijn?
A
Welvaartsverlies, omdat de prijs hoger is dan wanneer er volkomen concurrentie zou zijn.
B
Welvaartsverlies, omdat andere bedrijven nu het product kunnen maken en dus geen inkomsten hebben.
C
Welvaartstoename, omdat het zorgt voor innovaties.
D
Welvaartstoename, omdat er nu maar één aanbieder en dus maar één prijs is.
Slide 14 - Quiz
Als de prijselasticiteit van de vraag -0,5 bedraagt en de vraag met 3% gedaald is, dan…
A
is de prijs met 1,5% gestegen
B
is de prijs met 6% gestegen
C
is de prijs met 1,5% gedaald
D
is de prijs met 6% gedaald
Slide 15 - Quiz
Wat is een voorbeeld van maatschappelijke kosten?
A
Als een bedrijf Failliet gaat, moeten wij de openstaande kosten betalen.
B
Als een bedrijf afval dumpt in de rivier en de overheid de schoonmaakkosten hiervoor betaalt.
C
Consumenten die bezorgkosten betalen om hun pakketje te laten bezorgen.
D
Als wij iets kopen, moeten we BTW betalen.
Slide 16 - Quiz
Prijselasticiteit = -3.
Dit bedrijf moet haar prijzen verlagen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Lorenzcurve is bedoeld als middel om:
A
duidelijk te maken hoe oneerlijk inkomens zijn verdeeld
B
aan te geven hoe inkomsten zijn verdeeld over bevolking in een land
C
aan te geven hoe het vermogen is verdeel over de bevolking in een land
D
aan te geven hoe inkomens of vermogen is verdeeld over bevolking in een land
Slide 18 - Quiz
Verplichte-solidariteit wordt bepaald door:
A
de verzekeringsnemer
B
de verzekeringsmaatschappij
C
de overheid
D
de banken
Slide 19 - Quiz
Moreel wangedrag kan een verzekeraar voorkomen door:
A
Risicospreiding
B
Acceptatieplicht
C
Eigen risico
D
Premiedifferentiatie
Slide 20 - Quiz
Er is hoogconjunctuur. De overheid voert een procyclisch beleid. Welke maatregel zullen ze nemen?
A
Belasting verhogen
B
Rente verhogen
C
Overheidsuitgaven verlagen
D
Rente verlagen
Slide 21 - Quiz
Inkomens kun je nivelleren met een ......... belastingtarief
A
Degressief
B
Progressief
C
Proportioneel
D
Geen van allen
Slide 22 - Quiz
Kijk naar de grafiek.
Wat geeft de paarse Lorenz curve aan ?
A
de armste 30% van de mensen verdient 30% van het inkomen
B
de armste 30% van de mensen verdient 3% van het inkomen
C
de rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
de rijkste 30 % van de mensen verdient 60% van het inkomen
Slide 23 - Quiz
Wat is géén verschijnsel bij hoogconjunctuur?
A
Hoge bestedingen
B
Lage werkeloosheid
C
Lage vacatures
D
Hoge productiegraad
Slide 24 - Quiz
Is er sprake van een gevangenendilemma?
A
Nee, want de uitkomst is optimaal (25/20)
B
Nee want er is alleen een betere optie voor 1
C
ja, er is een betere optie voor beiden (25/20)
D
Ja, want ze hebben beide een dominante strategie
Slide 25 - Quiz
wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten
Slide 26 - Quiz
Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
pensioen volgens het omslagstelsel
D
het krijgen van een uitkering
Slide 27 - Quiz
De formule voor het berekenen van de koopkracht is:
A
RIC = NIC x PIC / 100
B
RIC = NIC / PIC x 100
C
RIC = PIC / NIC x 100
D
NIC = RIC/PIC x 100
Slide 28 - Quiz
Het bbp wordt vaak gebruikt als indicator voor de welvaart. Dit is geen perfecte maatstaf, waar wordt geen rekening mee gehouden?
A
Externe effecten en inkomen vanuit buitenland
B
Externe effecten en inkomen door huur
C
Externe effecten en inkomen uit de informele sector
D
Externe effecten en inkomen uit de formele sector
Slide 29 - Quiz
Bij het kapitaaldekkingsstelsel worden de premies, betaald door de jongeren, direct overgeheveld naar de ouderen
A
Waar
B
Onwaar
Slide 30 - Quiz
Wat is GEEN goed middel om averechtse selectie tegen te gaan?
A
Premie-differentiatie
B
Verplicht stellen verzekering
C
Bonus-malusladder
D
Instellen eigen risico
Slide 31 - Quiz
Het is laagconjunctuur. De maatschappelijke geldhoeveelheid neemt toe. Wat gebeurt er volgens Fisher dan?
A
dan zal P toenemen
B
dan zal V toenemen
C
dan zal Y toenemen
D
dan zal P dalen.
Slide 32 - Quiz
Bezoek van de Amerikaanse toeristen wordt als inkomsten geregistreerd op de (1) van de Arubaanse betalingsbalans.
Bij 1
A
Kapitaalrekening
B
Lopende rekening
Slide 33 - Quiz
Het is laagconjunctuur. De banken verlagen de maatschappelijke geldhoeveelheid (M). Wat gebeurt er volgens Fisher op lange termijn?
A
P zal dalen
B
V zal dalen
C
Y zal dalen
D
Y zal stijgen
Slide 34 - Quiz
loonstarheid kan werkloosheid veroorzaken. Omdat..
A
de lonen niet kunnen stijgen als er veel aanbod is
B
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
C
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
D
de lonen niet kunnen dalen als er weinig vraag is
Slide 35 - Quiz
In de economische kringloop verdienen we geld aan het buitenland door:
A
Y
B
I
C
E
D
M
Slide 36 - Quiz
Import van Amerikaanse goederen wordt als (3) geregistreerd op de lopende rekening van de Arubaanse betalingsbalans
Bij 3
A
inkomsten
B
uitgaven
Slide 37 - Quiz
Is er een tekort of een overschot op het saldo lopende rekening?
A
tekort
B
overschot
Slide 38 - Quiz
In de economische kringloop krijgen de gezinnen geld binnen door:
A
Y
B
I
C
E
D
M
Slide 39 - Quiz
More lessons like this
alle examenstof herhalen
April 2021
- Lesson with
37 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
economische kringloop & fisher
February 2021
- Lesson with
10 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Les 12 verdienen en uitgeven
December 2021
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
De verkeersvergelijking van Fisher
October 2020
- Lesson with
18 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Les 7
December 2021
- Lesson with
35 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Samenvatting 4V SE2
January 2022
- Lesson with
30 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Afsluiting H4 V&U
February 2022
- Lesson with
25 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
verdienen en uitgeven les 11/12
December 2021
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5