Verwijswoorden 3 Basis

Welkom!
hoofdstuk 1.4: Schrijven  
Zakelijke e-mails en Verwijswoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
hoofdstuk 1.4: Schrijven  
Zakelijke e-mails en Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Doel:
  • In deze les leer je de regels voor het gebruik van verwijswoorden.
  • In deze les leer je wat de veel voorkomende verwijswoorden zijn.

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden die kunnen terugwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin.

Voorbeelden van verwijswoorden: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden in een schema!
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 4 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

Ezelsbruggetje:
- dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.
- diT en daT gebruik je bij heT-woorden.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Verwijswoorden

De man werd verdacht van diefstal, omdat hij zich verdacht gedroeg in de winkelstraat.
Hij verwijst naar de man

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Mijn vriendin, die vandaag jarig is, geeft volgende week een groot feest.
Die verwijst naar mijn vriendin

Slide 7 - Slide

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat

Slide 8 - Quiz

De sporters zijn klaar met de wedstrijd. Zij zijn erg moe.

Wat is het verwijswoord in deze zin?
A
De sporters
B
De wedstrijd
C
Zijn
D
Zij

Slide 9 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het experiment
A
deze experiment
B
dit experiment

Slide 10 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het publiek
A
deze publiek
B
dit publiek

Slide 11 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het voorwerp
A
deze voorwerp
B
dit voorwerp

Slide 12 - Quiz

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 13 - Quiz

Welk verwijswoord hoort erbij:
De man ... daar loopt.
A
Deze
B
Die
C
Dit
D
Dat

Slide 14 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 15 - Quiz

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 16 - Quiz

Aan de slag met opdrachten blz. 113

Lees de uitleg in het boek en maak opdrachten 4 en 5
Over 10 min bespreken.

Klaar? Ga vast door met opdracht 7 en 8

Slide 17 - Slide

Wat is een ingezonden brief?
Je kunt een ingezonden brief schrijven.
Dat is een tekst als een reactie op een artikel. 

Jij wil dus reageren op een geschreven artikel en daarom schrijf je een tekst terug met jouw mening en argumenten.

Slide 18 - Slide

Eindopdracht - blz. 115
- Je schrijft een ingezonden brief naar de Telegraaf over het artikel 'Sociale media zijn de grootste afleiders'.
Stap 1: schrijf de inleiding, zie puntje 2 blz. 115
Stap 2: schrijf het middenstuk, zie puntje 3 blz. 115
Stap 3: schrijf het slot, zie puntje 4 blz. 115
check alles en controleer wat er staat bij puntjes 5 en 6. 

Slide 19 - Slide

Eindopdracht blz. 116
- Je schrijft een advertentie om jongeren over te halen.
Gebruik de punten die genoemd worden bij puntje 1, opdracht 7.
Wij schrijven het op papier en niet op de laptop!

Slide 20 - Slide