1. 4 groepjes van 3 of 4 personen maken.
2. 1 persoon is de voorzitter.
3. 1 persoon is de schrijver.
4. De voorzitter haalt en brengt de opdrachten naar de docent.
5. De docent kijkt de opdrachten na.
5. Het groepje dat als 1e alle opdrachten goed heeft gemaakt, heeft gewonnen.