What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
80 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
- Kun je de persoonsvorm in de zin benoemen.
- Kun je het werkwoordelijk gezegde in de zin benoemen.
Slide 2 - Slide
In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is een werkwoord
Elke zin heeft een persoonsvorm
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
Als je de zin in een
andere tijd
zet, verandert de persoonsvorm.
Als je de zin van
enkelvoud naar meervoud
verandert of
andersom
, verandert de persoonsvorm.
Slide 4 - Slide
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 5 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is
Slide 6 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"Marianne weet de persoonsvorm.
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
de
Slide 7 - Quiz
Noteer de persoonsvorm.
In een safaripark lopen de dieren vrij rond.
timer
0:30
Slide 8 - Open question
Noteer de persoonsvorm.
Gisteren heeft zijn opa een vakantie geboekt.
Slide 9 - Open question
Wat is de persoonsvorm?
Mevrouw Bogaard probeert de persoonsvorm uit te leggen.
Slide 10 - Open question
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde is
een zinsdeel.
Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp
‘doet’ of ‘overkomt’.
Let op: het woordje
te
voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
Ik heb veel
te
doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen
Werkwoordelijk gezegde (wwg)
Slide 11 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
"Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen."
A
ik
B
kan
C
kan benoemen
D
het werkwoordelijk gezegde van een zin
Slide 12 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin
"Ik hang de was op."
A
hang
B
was
C
hang op
D
op
Slide 13 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
"Ik kan dit niet betalen."
A
kan
B
betalen
C
kan niet betalen
D
kan betalen
Slide 14 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'
Slide 15 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde:
"Dat had je niet moeten doen!"
Slide 16 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Ik kan het me niet voorstellen!"
Slide 17 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Ik heb het geleerd."
Slide 18 - Open question
Wat is het complete werkwoordelijk gezegde?
"Hoe dikwijls heeft ze het hem op zijn hart gedrukt?"
Slide 19 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Hij zou het hebben gedaan."
Slide 20 - Open question
More lessons like this
Persoonsvorm
January 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Persoonsvorm
October 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Persoonsvorm
September 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Persoonsvorm
November 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
PV en WWG
September 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
October 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
October 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1