Herhaling periode 3

Herhaling stof
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling stof

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Eerst trek ik mijn broek aan. Vervolgens doe ik een t-shirt aan. Daarna doe ik sokken aan. Ten slotte trek ik mijn schoenen en jas aan.

Welk verband zie je in deze zin?

A
opsomming
B
volgorde van tijd
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 3 - Quiz

Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan?
A
en
B
maar
C
daarna
D
echter

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
intern
B
misplaatst
C
misschien
D
wandelen

Slide 6 - Quiz

Noteer in 1 woord het tegenovergestelde van 'Je goed gedragen'.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 9 - Open question

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 10 - Open question

De jongen heeft de telefoon van het meisje naar de overkant gegooid.

Persoonsvorm

Slide 11 - Open question

De jongen heeft de telefoon van het meisje naar de overkant gegooid.

Onderwerp

Slide 12 - Open question

De jongen heeft de telefoon van het meisje naar de overkant gegooid.

Gezegde

Slide 13 - Open question

De jongen heeft de telefoon van het meisje naar de overkant gegooid.

Lijdend voorwerp

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Heb je de brief ontvangen (die/dat) ik je gestuurd had?
A
die
B
dat

Slide 18 - Quiz

Je hoodie ligt nog bij mij thuis. Wanneer haal je (hem/het) op?
A
hem
B
het

Slide 19 - Quiz

De afstandsbediening is stuk, want (hij/het) is gisteren van tafel gevallen.
A
hij
B
het

Slide 20 - Quiz