Nederlands 3GTA 22-2

Plattegrond
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Plattegrond

Slide 1 - Slide

Tijdens het zelfstandig werken mogen jullie oortjes in
Als je naam hier staat :) Dit kan alleen als je oortjes het doen met je telefoon in de telefoontas! Geen telefoons op tafel.
Doe nu wel eerst je telefoon in de telefoontas

Slide 2 - Slide

Wat wil ik zien
Zelfstandig werken: Je praat op een fluisterniveau met degene naast je. Dit betekent dat hij/zij je kan verstaan, maar iemand anders niet. Je bent actief aan het werk, dit zie ik doordat je je boek open hebt en de antwoorden in je schrift zet.

Dit gaat al heel goed! Ga zo door.

Slide 3 - Slide

Afspraken
Na waarschuwing toch nog kauwgom in? --> Kauwgom krabben
Naam op het bord = waarschuwing
Streepje = strafwerk
Twee streepjes = gele brief

Bij goed werken kan je naam altijd van het bord.

Slide 4 - Slide

  • Lezen in een leesboek
  • Taalverzorging hoofdstuk 5

Slide 5 - Slide

  • Je kunt zelfstandig naamwoorden in een verkleinde versie schrijven
  • Je kunt afkortingen op de juiste manier schrijven

Slide 6 - Slide

Lezen in je leesboek

Je leest 15 minuten in stilte in een leesboek.

Afspraken:
Je zit recht op je stoel
Je bent stil
Je leest
timer
15:00

Slide 7 - Slide

Afkortingen
Verkleinwoorden

Slide 8 - Slide

Verkleinwoorden
  • Je hebt geleerd dat je van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden kunt maken door er -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter te zetten: hand – handje; woning – woninkje; pluim – pluimpje; broer – broertje; ring – ringetje.
  • Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje; tosti – tostietje; baby – baby’tje.
  • Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.


Slide 9 - Slide

Afkortingen
Afkortingen

Slide 10 - Slide

Afkortingen
  • Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN.
  • Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv., e.d., i.c.m., m.a.w., o.a., t.w.v., z.o.z.
  • De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms, mbo.


Slide 11 - Slide

Vul de verkleinwoorden in. Zet een komma tussen de woorden.
1. album, 2. kassabon, 3. volumeknopje, 4. berghelling, 5. stekker

Slide 12 - Open question

Vul de verkleinwoorden in. Zet een komma tussen de woorden.
6. aardbeving, 7. raam, 8. bosbrand, 9. stem, 10. kinderstoel

Slide 13 - Open question

Vul de verkleinwoorden in. Zet een komma tussen de woorden.
11. bestelwagen, 12. zonnebril, 13. scherm, 14. zalm, 15. ding

Slide 14 - Open question


Maak de opdracht 2 en 3 van hoofdstuk 5: Verkleinwoorden en afkortingen
Vragen? Stel ze gerust
Je kunt ook zachtjes overleggen.

Klaar? Lees verder in het leesboek dat je hebt gekozen.
timer
20:00

Slide 15 - Slide

Wat betekent 'vmbo'?
A
voorbereidend middelbaar onderwijs
B
voorbereidend mbo
C
vmbo
D
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

Slide 16 - Quiz

Hoe wordt 'zo spoedig mogelijk' afgekort?
A
zsmm
B
z.s.m.
C
zsm
D
z.s.m

Slide 17 - Quiz

Wat is de correcte afkorting voor 'alsjeblieft'?
A
aub
B
alst.u.b.
C
a.u.b.
D
a.b.u.

Slide 18 - Quiz

Wat is de gangbare afkorting voor 'onder andere'?
A
ondera
B
o.a.
C
o.e.
D
onda

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste afkorting voor 'en andere zaken'?
A
e.z.
B
enaz
C
e.a.
D
en a.z.

Slide 20 - Quiz

Wat is de correcte afkorting voor 'bijvoorbeeld'?
A
bv.
B
bv
C
bijv
D
b.v.

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste afkorting voor de National Aeronautics and Space Administration?
A
N.A.S.A.
B
NASA
C
nasa
D
n.a.s.a

Slide 22 - Quiz

Welke afkorting staat voor British Broadcasting Corporation?
A
bbc
B
B.B.C.
C
b.b.c.
D
BBC

Slide 23 - Quiz

Wat is de correcte afkorting voor de European Union?
A
e.U.
B
eu
C
E.U.
D
EU

Slide 24 - Quiz

Welke afkorting wordt gebruikt voor het bedrijf International Business Machines?
A
IBM
B
i.B.M.
C
ibm
D
I.B.M.

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste afkorting voor de Verenigde Staten?
A
u.s.a
B
U.S.A.
C
Usa
D
USA

Slide 26 - Quiz


Maak de opdracht 4 en 5 van hoofdstuk 5: Verkleinwoorden en afkortingen
Vragen? Stel ze gerust
Je kunt ook zachtjes overleggen
timer
20:00

Slide 27 - Slide


Maak de opdracht 1 tot en met 4 van hoofdstuk 4: Meervoud
Vragen? Stel ze gerust
Je kunt ook zachtjes overleggen


timer
20:00

Slide 28 - Slide

Alle opdrachten taalverzorging hoofdstuk 5

Slide 29 - Slide