Grammatica: Les 5 (MV)

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
13:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
13:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je het meewerkend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 2 - Slide

Stappenplan grammatica
1.  Zoek het werkwoordelijk gezegde (PV + OVERIGE WW'EN)
2. Knip de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp (WIE?)
4. Zoek het lijdend voorwerp (WAT?)
5. Zoek het meewerkend voorwerp (AAN/VOOR WIE?)
6. Zoek de bijwoordelijke bepaling (WANNEER, WAAROM, HOE?)

Slide 3 - Slide

STAP 1: Zoek het WWG 
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.

  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin (+ te & de scheidbare delen

  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.



Slide 4 - Slide

Kun je het WWG vinden?
  • Hij at al zijn boterhammen op.

  • Zou hij het pakketje open durven te maken?

  • Doe dat raam nou eens dicht



Slide 5 - Slide

Kun je het WWG vinden?
  • Hij at al zijn boterhammen op.

  • Zou hij het pakketje open durven te maken?

  • Doe dat raam nou eens dicht!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vind het onderwerp met de vraag: Wie/Wat + wg?

Slide 8 - Slide

STAP 4: Zoek het lijdend voorwerp (LV) 
Vraag: Wat (soms: Wie) + wg + ow?

  • Hij maakt zijn huiswerk.

  • Onze leerlingen hebben dit jaar de ict-competitie gewonnen.




Slide 9 - Slide

STAP 5: Zoek het meewerkend voorwerp (MV) 
Een meewerkend voorwerp is vaak een mens of een dier. 

Het komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (antwoorden, beloven, uitleggen) of met ‘geven’ (overhandigen, betalen).

Vraag:
Aan (soms: Voor) wie + wg + ow + lv?

  • Ik gaf mijn moeder een prachtige bos bloemen.



Slide 10 - Slide

Ontleed de volgende zinnen..
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kun je aan er meestal voor zetten. 

Als aan wel in de zin staat, kun je het vaak weglaten. Soms moet je dan wel de woordvolgorde veranderen:

De ober heeft / de menukaart / gegeven / aan de gasten (mv).
De ober / heeft / de gasten (mv) / de menukaart / gegeven.


Slide 11 - Slide

Zelf aan de slag
Lees en maak Grammatica ZD, §9 Meewerkend voorwerp, opdr. 1 t/m 3 en 5.

Ben je klaar?
1. Verder lezen in je boek.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren voor een toets.


Slide 12 - Slide