Ontleed de volgende zinnen..
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kun je aan er meestal voor zetten.
Als aan wel in de zin staat, kun je het vaak weglaten. Soms moet je dan wel de woordvolgorde veranderen:
De ober heeft / de menukaart / gegeven / aan de gasten (mv).
De ober / heeft / de gasten (mv) / de menukaart / gegeven.