M3 - Anfang Kapitel 12

Datum: Montag, der 19. November 2018
Klasse: Mavo 3
Ziel der Stunde: 1e + 4e naamval / Anfang Kapitel 12
> Magister (5 Min.)
    >  Intro Kapitel 12 (5 Min.)
    > Erklärung Fälle
    > Machen t/m opdracht 3.4 (35 Min.)
    > Abschliessen (5 Min.)

    1 / 18
    next
    Slide 1: Slide
    DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

    This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

    Items in this lesson

    Datum: Montag, der 19. November 2018
    Klasse: Mavo 3
    Ziel der Stunde: 1e + 4e naamval / Anfang Kapitel 12
    > Magister (5 Min.)
      >  Intro Kapitel 12 (5 Min.)
      > Erklärung Fälle
      > Machen t/m opdracht 3.4 (35 Min.)
      > Abschliessen (5 Min.)

      Slide 1 - Slide

      Onderzoek 1e en 4e naamval
      Na 20 minuten weet je het volgende:
      • Hoe noemen we de 1e naamval
      • hoe kan je de 1e naamval vinden
      • hoe noemen we de 4e naamval
      • hoe kan je de 4e naamval vinden
      • welke persoonlijk voornaamwoorden blijven gelijk in zowel de 1e als 4e naamval
      • Kijk naar de woorden van Kap. 11 Duits - Nederlands


      Slide 2 - Slide

      Hoe noemen wij de 1e naamval in het Nederlands?
      A
      persoonsvorm
      B
      onderwerp
      C
      lijdend voorwerp
      D
      meewerkend voorwerp

      Slide 3 - Quiz

      Hoe kan je de 1e naamval/ het onderwerp vinden in de zin?

      Slide 4 - Open question

      Hoe noemen de 4e naamval in het Nederlands
      A
      persoonsvorm
      B
      onderwerp
      C
      lijdend voorwerp
      D
      meewerkend voorwerp

      Slide 5 - Quiz

      Hoe kan je de 4e naamval vinden in de zin?

      Slide 6 - Open question

      Welke persoonlijk voornaamwoorden blijven gelijk in de 1e en 4e naamval

      Slide 7 - Open question

      Wat betekent "gemütlich"
      A
      bontmuts
      B
      moedig
      C
      gezellig
      D
      gewond

      Slide 8 - Quiz

      Wat betekent "sich treffen"?
      A
      trefbal doen
      B
      plannen maken
      C
      elkaar ontmoeten
      D
      het treffen

      Slide 9 - Quiz

      Wat betekent "die Clique" ?
      A
      de kliek
      B
      de groep vrienden
      C
      het restafval
      D
      de container

      Slide 10 - Quiz

      Wat betekent "ordentlich" ?
      A
      netjes
      B
      chaotisch
      C
      slordig
      D
      bestelling

      Slide 11 - Quiz

      Wat betekent "aufmerksam" ?
      A
      oplettend
      B
      opmerkelijk
      C
      merknaam
      D
      gemerkt

      Slide 12 - Quiz

      Wat betekent "klug" ?
      A
      kroeg
      B
      klucht
      C
      klacht
      D
      slim

      Slide 13 - Quiz

      Wat betekent "also" ?
      A
      ook
      B
      zoals
      C
      dus
      D
      verder

      Slide 14 - Quiz

      Wat betekent "hilfsbereit" ?
      A
      hulpvaardig
      B
      behulpzaam
      C
      eerste hulp
      D
      zorgvuldig

      Slide 15 - Quiz

      Wat betekent "stolz"?
      A
      trots
      B
      gestold
      C
      zout
      D
      stout

      Slide 16 - Quiz

      Wat betekent "nett"?
      A
      netjes
      B
      net
      C
      aardig
      D
      arrogant

      Slide 17 - Quiz

      Laatste vraag: Wat betekent "wie" ?
      A
      hoe
      B
      wie
      C
      waar
      D
      zoals

      Slide 18 - Quiz