Stijl 2F: zij - hun

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wanneer gebruik je 'zij' en 'hun'?

Slide 3 - Slide

                                        HUN/ZIJ
'Hun' gebruik je in twee gevallen:
1. Als bezittelijk voornaamwoord.
voorbeeld: Gisteren hebben de buren hun auto verkocht.

2. Als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel
voorbeeld: Hij geeft hun straf.

'Zij' gebruik je als onderwerp:
voorbeeld: Zij hebben een auto gekocht.

Slide 4 - Slide

Ik heb (zij / hun) gevraagd het te vergeten.
A
zij
B
hun

Slide 5 - Quiz

(Zij / Hun) zullen dat heel fijn vinden.
A
Zij
B
Hun

Slide 6 - Quiz

De ober beveelt (zij / hun) de groentelasagna aan.
A
zij
B
hun

Slide 7 - Quiz

Naïma lachte toen (zij / hun) allemaal door elkaar praatten.
A
zij
B
hun

Slide 8 - Quiz

Zij krijgen morgen (zij / hun) diploma uitgereikt.
A
zij
B
hun

Slide 9 - Quiz

Noem twee dingen die goed gingen.

Slide 10 - Open question

Noem één ding waar je nog meer over wilt weten.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Link