Erfelijkheid H4 monohybride kruisingen

Erfelijkheid
Dominant/recessief of intermediair
Verhoudingen tussen fenotypen
Kansen op fenotypen

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Erfelijkheid
Dominant/recessief of intermediair
Verhoudingen tussen fenotypen
Kansen op fenotypen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook. Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr

Slide 6 - Quiz

Intermediaire overerving

Slide 7 - Slide

Cavia's met een bruingele vacht zijn homozygoot voor de vachtkleur. Ook cavia's met een witte vacht zijn homozygoot voor de vachtkleur. Lichtgele cavia's hebben een intermediair fenotype. Twee cavia's worden een aantal malen gepaard. Dit lever 23 nakomelingen op: 6 bruingele, 5 witte en 12 lichtgele dieren. Wat is waarschijnlijk de vachtkleur van elk van de ouders?
A
lichtgeel en bruingeel
B
lichtgeel en wit
C
lichtgeel en lichtgeel
D
bruingeel en wit

Slide 8 - Quiz

Verder werken uit het boek
Maken opdracht 14, 15 en van 16 alleen vraag 1 (is een variant op de testkruising van afbeelding 32 die er boven staat)

Slide 9 - Slide

Stambomen
In een stamboom staan rondjes voor vrouwen en vierkantjes voor mannen (tenzij anders aangegeven)

Slide 10 - Slide

Een stamboom

Slide 11 - Slide

Legenda
Een stamboom heeft altijd een legenda met wat de kleuren betekenen. 
Bijvoorbeeld het hebben van een ziekte, de kleur van je haar of de lengte van de vleugels van een fruitvliegje

Slide 12 - Slide

Wat is dominant in de stamboom?
Je mag NIET letten op aantallen: dat kan toeval zijn!
Wel weet je dat als de ouders heterozygoot zijn (Aa) ze een recessief kind (aa) kunnen krijgen.
Regel: zoek 2 'dezelfde' ouders die een 'ander' kind krijgen

Slide 13 - Slide

Een stamboom

Slide 14 - Slide


A
Zwart is: Dominant
B
Zwart is: Recessief

Slide 15 - Quiz

Zelf kiezen:
Verder werken aan de opdrachten 17 t/m 22
of:
in de meet blijven voor vragen stellen / extra uitleg

Slide 16 - Slide

Eigenschappen op het X-chromosoom

Slide 17 - Slide

Mens: 46 chromosomen
44 autosomen (gewone chromosomen)
2 geslachtschromosomen (X of Y)

Slide 18 - Slide

Karyogram van een....

Slide 19 - Slide

jongen!
Dat zie je aan het laatste paar chromosomen.
Hier zijn dat een X- en een Y-chromosoom

Slide 20 - Slide

Vul de zin aan:
Het laatste paar chromosomen van een meisje bestaat uit...

Slide 21 - Open question

X-chromosomen
bevatten informatie die NIET op het Y-chromosoom liggen.
Dit zijn o.a. kleurenblindheid en hemofilie (= bloederziekte)
Dit zijn recessieve ziekten

Slide 22 - Slide

Een recessieve, X-chromosomale ziekte komt....
A
het vaakst voor bij vrouwen
B
het vaakst voor bij mannen
C
even vaak voor bij mannen en vrouwen
D
nooit voor

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide


A
Zwart is: Dominant, kan X-chromosomaal zijn
B
Zwart is: Recessief, kan X-chromosomaal zijn
C
Zwart is: Dominant, kan niet X-chromosomaal zijn
D
Zwart is: Recessief, kan niet X-chromosomaal zijn

Slide 25 - Quiz

Bijzondere erfelijke factoren
Binnen de erfelijkheid (ook wel genetica genoemd) bestaan er ook afwijkende verhoudingen bij het nakomelingenschap

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Lethale factor
Tweemaal het dominante allel sterft in een vroeg embryonaal stadium

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Bij bananenvliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur.

Bij welke van de volgende kruisingen zullen alle mannelijke nakomelingen witogig zijn?
A
heterozygoot wijfe x roodogig mannetje
B
heterozygoot wijfje x witogig mannetje
C
witogig wijfje x roodogig mannetje
D
homozygoot roodogig wijfje x witogig mannetje

Slide 32 - Quiz