Zinsontleding M2

Quiz zinsontleding 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Quiz zinsontleding 

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze les... 
  • Kun je de zinsdelen werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp benoemen;
  • Kun je het meewerkend voorwerp in de zin benoemen;
  • weet je hoeveel je weet over grammatica. 

Slide 2 - Slide

Stappenplan zinsontleding:

Slide 3 - Slide

1a. Benoem zinsdeel 3

Gisteren 1 / heeft 2 / robert 3 / in de waterleiding 4 / geboord 5 /


A
werkwoordelijk gezegde
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quiz

2a. Benoem zinsdeel 4

Morgen 1 / haal 2 / ik 3 / taart, cola, chips en kaas 4 /

A
Werkwoordelijk gezegde
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quiz

2b. Benoem zinsdeel 2

Morgen 1 / haal 2 / ik 3 / taart, cola, chips en kaas 4 /
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

3a. Benoem zinsdeel 2

Zal 1 / Katrijn 2 / morgen 3 / een slaapzak 4 /meenemen 5 /


A
Werkwoordelijk gezegde
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

3b. Benoem zinsdeel 4

Zal 1 / Katrijn 2 / morgen 3 / een slaapzak 4 /meenemen 5 /
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 8 - Quiz

3c. Benoem zinsdeel 1 en 5

Zal 1 / Katrijn 2 / morgen 3 / een slaapzak 4 /meenemen 5 /
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

4a. Welke zinsdelen vormen samen het wwg

Die jongens 1 / hebben 2 / de dj 3 / een demo 4. / gegeven 5 / van hun muziek 6 /

A
1 en 3
B
2 en 4
C
2 en 5
D
1 en 5

Slide 10 - Quiz

4b. Benoem zinsdeel 1

Die jongens 1 / hebben 2 / de dj 3 / een demo 4. / gegeven 5 / van hun muziek 6 /

A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

4c. Benoem zinsdeel 3

Die jongens 1 / hebben 2 / de dj 3 / een demo 4. / gegeven 5 / van hun muziek 6 /
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp

Slide 13 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is aan de leraar?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp

Slide 14 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp

Slide 15 - Quiz

De postbode gaf ons pakketje aan de buurvrouw.

Wat is 'De postbode'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp

Slide 16 - Quiz

De docent geeft [woensdag] het boek aan de leerling.
A
Lijdend voorwerp
B
Onderwerp
C
Bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quiz

Als het goed is...
  • Kun je de zinsdelen werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp benoemen;
  • Kun je het meewerkend voorwerp in de zin benoemen;
  • weet je hoeveel je weet over grammatica. 

Slide 18 - Slide

De leerdoelen heb ik
behaald.
deels behaald.
niet behaald.

Slide 19 - Poll

Wat vind je nog moeilijk? of wat snap je al heel goed? Typ het hier...

Slide 20 - Open question

Planning deze week 
Morgen (online): uitleg woordsoorten 
Donderdag (op school): oefenen en vragen stellen --> als huiswerk kijk je filmpjes die op Magister staan. 

Slide 21 - Slide