Herhalingstof van AFP 1 en 2

Herhalingsstof AFP 1 en 2
1 / 48
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhalingsstof AFP 1 en 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Het spijsverteringskanaal is een .....
A
Open systeem: Staat in contact met "buitenwereld"
B
Gesloten systeem: Staat NIET in contact met "buitenwereld"

Slide 2 - Quiz

Pas als voeding wordt opgenomen in je darmen komt het "echt" ons lichaam binnen. 
Spijsverteringsstelsel
Sleep de woorden naar de juiste plek.
Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Anus
Blinde darm

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Welk orgaan is een spijsverteringsorgaan?

A
Hart
B
Lever
C
Longen
D
Dikke darm

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke weg legt je voedsel af door het spijsverteringskanaal?

A
Slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm
B
Dunne darm, maag, slokdarm, dikke darm
C
Maag, slokdarm, dunne darm, dikke darm
D
Slokdarm, dikke darm, maag, dunne darm

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is het belangrijk om het voedsel goed te kauwen
A
Beter voor de maag
B
Beter voor de speeksel aanmaak
C
Beter voor de spijsvertering
D
B en C zijn beide goed

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Vanuit welke darm gaat eten je lichaam uit?
A
Dikke darm
B
Endeldarm
C
Dunne darm
D
Kronkeldarm

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Waarom zitten er plooien aan de binnenkant van je dunne darm?

A
Ze helpen het voedsel te verteren.
B
Ze helpen om het voedsel te verplaatsen naar de darmen.
C
Hier wordt voedsel in opgeslagen.
D
C en B zijn beide goed

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Waar in het maagdarmkanaal worden de voedingsstoffen het meest opgenomen?
A
Maag
B
Dikke darm
C
Dunne darm

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van gal?
A
Verteren van eiwitten
B
Verteren van vetten
C
Verteren van koolhydraten
D
Aanmaak van vitamine K

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Waarom blijft de dunne darm altijd in beweging?
A
Om de voedingsstoffen kleiner te maken
B
Om de voedingsstoffen verder op te nemen
C
Hierdoor wordt de ontlasting dikker
D
Dit voorkomt buikkrampen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de dikke darm?
A
Hij zorgt ervoor dat het lichaam enzymen aanmaakt
B
Hij zorgt ervoor dat het voedsel afgebroken wordt
C
Hij zorgt ervoor dat je darminhoud indikt en je geen diarree krijgt.
D
Hij voegt water toe aan je darminhoud, zodat je geen verstopping krijgt.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de endeldarm?
A
Indikken van de ontlasting
B
Opslaan en vervoer van de ontlasting naar de anus
C
Vocht uit de ontlasting halen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is feces (faeces)
A
Braaksel
B
Bloed
C
Ontlasting
D
Urine

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de hoektanden?
A
vermalen het voedsel
B
snijden het voedsel af
C
houden een stuk voedsel stevig vast en helpen bij het afbijten

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Tijdens de slikreflex sluit het strotklepje de luchtpijp af.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoe lang blijft voedsel (normale warme maaltijd) in de maag?
A
1 uur
B
12 uur
C
3 uur
D
24 uur

Slide 17 - Quiz

Vloeibaar voedsel verlaat de maag veel sneller dan vast voedsel. Een normale, warme maaltijd blijft ongeveer drie uur in de maag. Hoe vetter de maaltijd, hoe langer het duurt voordat het voedsel klaar is om door te stromen naar de twaalfvingerige darm. Het duurt normaal gesproken ongeveer 24 tot 48 uur voordat het voedsel dat we gegeten hebben in de wc terecht komt. Stress of spanningen kunnen ervoor zorgen dat uw maag trager werkt dan normaal.
Rond welke waarde ligt de pH van de maag?
A
1-3
B
3-5
C
7-8
D
10-11

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De maag is een rekbaar orgaan
A
Niet waar
B
Waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De maag is een rekbaar orgaan
A
Niet waar
B
Waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

De maag wordt aan de boven- en onderkant afgesloten door een sluitspier
A
Niet waar
B
Waar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

In de maag worden eiwitten verteerd en opgenomen in onze bloedbaan
A
Niet waar
B
Waar

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Gal wordt geproduceerd in de galblaas en opgeslagen in de lever
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Galzouten zorgen voor:
A
Het verkleinen van de koolhydraten
B
Het verkleinen van de vetdruppeltjes
C
Het mengen van het vet met de waterige spijsverteringssappen
D
Het verhogen van de pH na de zure omgeving in de maag

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Vetten worden verpakt in eiwitbolletjes voordat ze worden opgenomen in ons lichaam. Wat is hiervan de reden?

Slide 25 - Open question

Water en vet mengen niet goed. Door vet te verpakken in eiwitbolletjes kan je de vetten toch oplossen in het vocht & bloed doordat de eiwitbolletjes een emulgerende werking hebben.
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Ader
Slagader
Haarvat

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Wel een kenmerk van een slagader
Welke kenmerken horen bij slagaders?
Geen kenmerk van een slagader
Liggen ondiep in het lichaam
Lage bloeddruk
Dikke elastische wand
Witte bloedcellen kunnen door de wand
Hierdoor stroomt het bloed van het hart weg
Bevat veel kleppen

Slide 28 - Drag question

Per fout -0,5p
Welk bloedvat is de slagader?
A
1
B
2
C
3

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor type bloedvat is dit en in welke richting stroomt het bloed?
A
Een slagader, richting S
B
Een slagader, richting T
C
Een ader, richting S
D
Een ader, richting T

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions


A
Linker kamer
B
Rechter kamer
C
Linker boezem
D
Rechter boezem

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions


A
Linker kamer
B
Rechter kamer
C
Linker boezem
D
Rechter boezem

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Linker boezem
Rechter boezem

Linker kamer
Rechter kamer
Holle ader
Longslagader
Longader
Aorta

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

In welke volgorde stroomt het bloed, gezien vanaf het hart?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Oefenopgave 1
1. Meneer X heeft een slagvolume van 70ml. Hij heeft een hartfrequentie van 60 slagen/ minuut.
    Hoeveel bedraagt zijn cardiac output?

2. Meneer X heeft een bloeddruk van 140/90 mmHG. Bereken de gemiddelde bloeddruk. 

3. Heeft meneer X een normale, hoge of lage bloeddruk?


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Oefenopgave 2
1. Mevrouw X heeft een slagvolume van 55 ml. Ze heeft een hartfrequentie van 75 slagen/ minuut. Hoeveel bedraagt haar cardiac output?

2. Mevrouw heeft een bloeddruk van 90/60 mmHG. Bereken de gemiddelde bloeddruk. 

3. Heeft mevrouw X een normale, hoge of lage bloeddruk?



Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Een zweetklier is een voorbeeld van een:
A
Exocriene klier
B
Endocriene klier

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Een de schildklier is een voorbeeld van een:
A
Exocriene klier
B
Endocriene klier

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

De alvleesklier is een voorbeeld van een:
A
Exocriene klier
B
Endocriene klier

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Zet de organen met functies in de juiste volgorde:
Organen (hormoon 
productie)
Klieren (hormoon 
uitscheiding)
Bloed (hormoon 
vervoer)
Plaats van bestemming (hormoon 
aan de slag)
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions

Noem 1 voorbeeld van een functie wat door een hormoon wordt gereguleerd

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Noem 4 hormoonproducerende organen:

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Beschrijf in 1 zin de functie van de hypofyse:

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Wat is de functie van "ADH Antidiuretisch hormoon"?
A
Stimuleert de schors van de bijnieren tot hormonen aanmaken
B
Stimuleert de schildklier tot hormonen aanmaken
C
Stuurt hormoon naar nieren, daar heeft het de functie voor regulatie urine.
D
Stimuleert de geslachtsklieren tot hormonen aanmaken

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Maak de zin af: Wanneer er teveel T4 (Thyriocine) is, dan .........

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Waar in het lichaam bevinden zich de bijnieren?
Bijnieren

Slide 46 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de functie van "Aldosteron"?
A
Helpt bij stressregulatie en laat de bloeddruk stijgen.
B
Rol bij ontstaan en sturen seksuele ontwikkeling, invloed op energieniveau, menstruatiecyclus
C
Stimulerende werking op ontsteking en rol bij immuunregulatie.
D
Reguleert natrium/kalium, invloed op bloeddruk

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Voor welk hormoon geldt deze werking:
"Wanneer de bloedsuikerspiegel te hoog is stimuleert ........ om het af te voeren naar leven en spieren".
A
Insuline
B
Glucagon

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions