Spelling blok 3 week 4 les 3

Welke zin staat in tegenwoordige tijd?
A
Ik bracht soep.
B
Hij vangt vis.
C
Wij genoten van het eten.
D
Hij riep: 'Stop ermee!'
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke zin staat in tegenwoordige tijd?
A
Ik bracht soep.
B
Hij vangt vis.
C
Wij genoten van het eten.
D
Hij riep: 'Stop ermee!'

Slide 1 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?
Ik trek mijn poncho aan.
A
trek
B
poncho
C
Ik
D
mijn

Slide 2 - Quiz

Welk zinsdeel is kookt?

De chef kookt een heerlijk gerecht.
A
persoonsvorm
B
onderwerp

Slide 3 - Quiz

Welke woordsoort is heb in de zin?

Heb je de nieuwe gordijnen gezien?
A
hulpwerkwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Exotisch fruit vind ik erg lekker.
A
exotisch
B
fruit
C
vind
D
ik

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?

In het spinnenweb zit een vliegje.
A
In het spinnenweb
B
een vliegje
C
zit
D
vliegje

Slide 6 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
De kip broed
B
De kip broet
C
De kip broedt
D
Alle antwoorden zijn fout

Slide 7 - Quiz

Staat goochelaar in het enkelvoud of meervoud?

De goochelaar doet een nieuwe truc.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 8 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
Sjocolade
B
Shocolade
C
Chocolade
D
Chokolade

Slide 9 - Quiz

Wat is het lidwoord in de zin?

Wil je voor mij een reep chocola meenemen?
A
wil
B
je
C
voor
D
een

Slide 10 - Quiz

Welke zin staat in de voltooide tijd?
A
Ik ging naar school.
B
Ik zit in quarantaine.
C
Ik heb in de klas gezeten.
D
Ik wil naar school.

Slide 11 - Quiz

Wat is de stam van
het volgende woord?
plonsen
A
plonst
B
plonsd
C
plons
D
plonz

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?

De kok klopt slagroom met een mixer.
A
De kok
B
klopt
C
slagroom
D
een mixer

Slide 13 - Quiz

Tropisch woord

Slide 14 - Mind map

Chef woord

Slide 15 - Mind map

Type het woord

Slide 16 - Open question

De chirurg

Slide 17 - Slide

Type het woord

Slide 18 - Open question

De chocoladeletter

Slide 19 - Slide

Type het woord

Slide 20 - Open question

de marsepein

Slide 21 - Slide

Type het woord

Slide 22 - Open question

de pepernoot

Slide 23 - Slide

Type het woord

Slide 24 - Open question

inpakpapier

Slide 25 - Slide

Type het woord

Slide 26 - Open question

banketstaaf

Slide 27 - Slide

Type de zin

Slide 28 - Open question

Sinterklaas is weer aangekomen in ons koude kikkerland. 

Slide 29 - Slide

Maak week 4
les 3

Slide 30 - Slide