Week 16 - les 1 - hww, zww of kww gram H3

Welkom!
Dinsdag 18 april
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Dinsdag 18 april

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Huiswerkcontrole - gram Z H3 opdr. 1 t/m 3
  • Herhaling grammatica zinsdelen
  • Grammatica woordsoorten H3
  • Let op: boektoets in week 21! 

Slide 2 - Slide

Ontleed de zin. 
De Soemerische beschaving schijnt een van de oudste ter wereld te zijn.

Slide 3 - Slide

Ontleed de zin.
Waarom worden gebouwen op vliegvelden rood-wit geverfd?

Slide 4 - Slide

Grammatica woordsoorten H3
Hww, zww of kww
Filmpje

Slide 5 - Slide

Zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
  • ZWW: Geeft aan wat het onderwerp doet.
  •  ZWW: Zinnen met wg en 1 werkwoord.
  • ZWW: Staat bij meerdere werkwoorden achterin de zin.
  • HWW: Bij meerdere ww is het altijd de pv.
  • KWW: zijn, worden, blijken, blijven, lijken, schijnen.
  • KWW: komt voor in zinnen met ng en 1 werkwoord.
  • KWW: staat bij meerdere werkwoorden achterin de zin.

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
  • In een zin staat OF kww OF zww.
  • Er kunnen meerdere hww in een zin staan.

Slide 7 - Slide

Dat brutale antwoord had je niet mogen geven. Wat klopt?
A
had, geven = hww mogen = zww
B
had, geven = hww mogen = kww
C
had mogen = hww geven = zww
D
had = kww mogen geven = zww

Slide 8 - Quiz

Wat is het kww?
Hij is altijd blij geweest.
A
is
B
blij
C
geweest
D
is geweest

Slide 9 - Quiz

Is 'fluiten' een zww-hww-kww?
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 10 - Quiz


Kies zww/hww/kww:
De spanning werd verlicht door de grappenmakers
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 11 - Quiz

Wat is het kww?
Hij zou graag minister gebleven zijn.
A
zou
B
zijn
C
graag
D
gebleven

Slide 12 - Quiz

Willem is jarig geweest.

geweest: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 13 - Quiz

Zij zou naar school komen.

zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 14 - Quiz

De agent wordt hard geslagen.
wordt = KWW?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Welke is geen koppelwerkwoord (kww)?
A
worden
B
blijken
C
hebben
D
schijnen

Slide 16 - Quiz

Werkdoelen
Maak opdr. 1, 2 en 5 - grammatica woordsoorten H3

Slide 17 - Slide