What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Grammatica
De werkwoorden
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica
De werkwoorden
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Je leert wat een koppelwerkwoord is.
Je leert hoe je in een zin een koppelwerkwoord kunt herkennen.
Slide 2 - Slide
Soorten werkwoorden
Zelfstandig werkwoord (zww)
Hulpwerkwoord (hww
Koppelwerkwoord (kww)
Een koppelwerkwoord komt voor in een zin met het naamwoordelijk gezegde, hierover leer je later meer.
Slide 3 - Slide
Altijd een (1) hoofdwerkwoord
Koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord
(de andere werkwoorden helpen om een goede zin te maken: hulpwerkwoorden.
Hoofdwerkwoord: meestal achteraan/ meestal voltooid deelwoord.
Slide 4 - Slide
gezegde + onderwerp
je moet iets weten over het onderwerp
Bij een koppelwerkwoord + onderwerp weet je nog te weinig
Slide 5 - Slide
Tessa wordt secretaresse
wordt = gezegde (koppelwerkwoord)
Tessa = onderwerp
Tessa wordt.... ?? (je weet te weinig, er moet dus iets bij)
Luke heeft gevoetbald
heeft gevoetbald = gezegde (hulpwerkwoord + zelfstandig werkwoord)
Luke = onderwerp
Luke heeft gevoetbald (je weet nu iets meer over Luke)
Slide 6 - Slide
Zelfstandig werkwoord
- hoofdwerkwoord
- vaak het laatste werkwoord/ voltooid deelwoord
- je hebt er een beeld bij: dromen, eten, drinken, praten, lachen, gamen enz.
- Geeft aan wat iemand doet
Slide 7 - Slide
Niels heeft op zijn motor gereden
heeft gereden = gezegde (hww + zww)
Niels = onderwerp
Je weet wat het onderwerp heeft gedaan
Slide 8 - Slide
Er zijn negen koppelwerkwoorden:
Leer ze uit je hoofd!!!
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen
Heten
Dunken
Voorkomen
Slide 9 - Slide
Wat is een koppelwerkwoord?
Een koppelwerkwoord (kww) geeft géén handeling aan.
Het onderwerp doet niet iets, maar
IS
iets.
Vaak: laatste werkwoord/ vaak het voltooid deelwoord
Slide 10 - Slide
Shayla is een gezellige vriendin.
Shayla is het onderwerp.
IS geeft aan wat Shayla is.
IS koppelt Shayla aan 'een gezellige vriendin'.
IS is dus een kww
Slide 11 - Slide
De leraar wordt ongeduldig van zijn gezeur:
'De leraar' is het onderwerp.
'Wordt' geeft geen handeling aan/ je weet te weinig over "de leraar".
'Wordt' koppelt ongeduldig aan 'de leraar'.
Slide 12 - Slide
Tip!
Bij een koppelwerk woord: geen lijdend voorwerp in de zin
(je stelt wel dezelfde vraag: wie/ wat + gezegde + onderwerp)
Daphne wordt kapster
Wordt = kww
Daphne = onderwerp
"wie/wat wordt Daphne"? = naamwoordelijk deel: dus wat er gekoppeld wordt.
Slide 13 - Slide
Zelfstandig werkwoord
Je hebt een beeld bij het werkwoord: lopen, praten, zingen, voetballen.
Je ziet voor je wat het onderwerp DOET/HEEFT GEDAAN.
(Bij een koppelwerkwoord weet je dat niet, daarom moet er een naamwoord bij.)
Slide 14 - Slide
Wat is het KWW. Welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Gelukkig wordt het weer in het weekend zomers.
Slide 15 - Open question
Wat is het KWW. Welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Een uitstapje naar Lille lijkt me erg leuk.
Slide 16 - Open question
Wat is het KWW. Welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Die man tegenover mij in de bus kwam mij heel bekend voor.
Slide 17 - Open question
Wat is het KWW. Welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Ons reisje naar het Archeon blijft na al die jaren nog steeds interessant.
Slide 18 - Open question
Wat is het KWW. Welk deel van de zin wordt gekoppeld?
De kerstmusical was een groot succes.
Slide 19 - Open question
Stappenplan
1. bepaal wat de werkwoorden in de zin zijn
2. doen of zijn? Hoofdwerkwoord: kww/ zww
3. let op als er meer ww in de zin staan is de pv altijd hww
Slide 20 - Slide
Wat is het KWW. Welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Nederlands blijft voor mij een makkelijk vak.
Slide 21 - Open question
Een HWW én een KWW
In een zin kunnen ook een HWW én een KWW voorkomen.
Het KWW is dan een voltooid deelwoord óf een infinitief.
De pv is in een zin met meer werkwoorden is altijd hww.
Slide 22 - Slide
Junior is twee weken ziek geweest:
gezegde = is geweest
is = hww
geweest = kww
Slide 23 - Slide
Zal hij nu voorlopig niet meer ziek zijn?
gezegde = zal zijn
zal = hww
zijn = kww
Slide 24 - Slide
De werkwoorden zijn/ worden en blijven kunnen als kww én als hww worden gebruikt.
De werkwoorden zijn en blijven kunnen ook als zww worden gebruikt. Ze hebben dan de betekenis van 'zich ergens bevinden'.
Je moet dus goed opletten wat de functie van een werkwoord in een zin is.
Slide 25 - Slide
Junior is ziek
is = kww
Junior is ziek geweest
is = hww
Junior is weer op school
is = zww
De winkel blijft twee weken dicht
blijft = kww
De winkel blijft twee weken gesloten
blijft = hww
De winkel blijft in de hoofdstraat
blijft = zww
De serie wordt steeds spannender
wordt = kww
De serie wordt niet meer uitgezonden
wordt = hww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!
Slide 26 - Slide
More lessons like this
Koppelwerkwoord
April 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Koppelwerkwoord plus groep 8
February 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
12 dec: les 20 koppelwerkwoord
June 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
9 Koppelwerkwoorden HSX
January 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H2A - lezen & grammatica (20/21 KERN)
June 2024
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3.7 en 3.8 Grammatica - herhaling
September 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
GR BL3 - voorzetselvoorwerp + kopperwerkwoord
January 2021
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
tweede les klas a2a
September 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2