deskundig begeleiden

Terminale zorg is gericht op:
A
zo lang mogelijk blijven leven
B
kwaliteit van sterven
C
kwaliteit van leven
D
stervensbegeleiding
1 / 33
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

Terminale zorg is gericht op:
A
zo lang mogelijk blijven leven
B
kwaliteit van sterven
C
kwaliteit van leven
D
stervensbegeleiding

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Als een bewoner komt te overlijden..
A
het hoort nu eenmaal bij mijn werk
B
het ontroert mij
C
ik kan het moeilijk loslaten
D
je hebt 2 zekerheden: je wordt geboren en je gaat dood

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

hoe noem je het ondersteunen van clienten tijdens hun laatste levensdagen
A
laatste begeleiding
B
stervensbegeleiding
C
doodsbegeleiding
D
uitgeput

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Waar willen mensen het liefst overlijden?
A
Thuis
B
Ziekenhuis
C
Verpleeghuis
D
Hospice

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waar overlijden de meeste mensen?
A
Thuis
B
Ziekenhuis
C
Verpleeghuis
D
Hospice

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet mensen verzorgd worden tot hun sterven (in hun laatste levensfase)?
A
Een ziekenhuis.
B
Een bejaardenhuis.
C
Een hospice.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

In het hospice zijn bezoektijden
timer
0:15
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Het hospice
timer
0:30
A
daar mag iedere zorgvrager die erg ziek is komen
B
de zorgvrager heeft een levensverwachting van maximaal 3 maanden

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een hospice?


A
Een instelling die cliënten in hun laatste levensfase zorg en begeleiding biedt.
B
het is een ziekenhuis voor oude en jongere mensen die alzheimer hebben.
C
het zijn cliënten die na een operatie een paar dagen in de hospice overnachten.
D
het is een verblijf voor mensen met een down syndroom

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Waar denk je aan bij
palliatieve zorg?

Slide 10 - Mind map

Palliatieve zorg: 
  • Niet de genezing is het doel, maar een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven
  • De dood is een normaal, natuurlijk proces dat niet vertraagd of versneld wordt
  • Er is aandacht voor lichamelijke en psychische klachten
  • Is er emotionele ondersteuning voor de zorgvrager en naasten gericht op een zo actief mogelijk leven en om te leren omgaan met de ziekte en de gevoelens van rouw. 
  • Multidisciplinair indien nodig 
Welke onderwerpen vind je lastig ?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Wie beslist er over de zorg in de palliatieve fase?
A
De huisarts
B
De verzorgende of verpleegkundige
C
De behandelend specialist
D
De zorgvrager

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wie beslist er over de zorg in de palliatieve fase?
A
De huisarts
B
De verzorgende of verpleegkundige
C
De behandelend specialist
D
De zorgvrager

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wie beslist er over de zorg in de palliatieve fase?
A
De huisarts
B
De verzorgende of verpleegkundige
C
De behandelend specialist
D
De zorgvrager

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De palliatieve fase begint vanaf het moment dat blijkt dat genezing niet meer mogelijk is en loopt tot aan het overlijden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de meest kenmerkende problemen in de palliatieve fase?
A
hyperactiviteit, veel praten, dorstgevoel
B
vermoeidheid, dorstgevoel, honger
C
honger, diaree
D
houdingsproblemen in bed, slaapproblemen, dorst, vermoeidheid, benauwdheid,delier

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Het is belangrijk dat jij als verzorgende de fasen van het stervensproces kunt onderscheiden zodat je weet in welke fase de stervende zich bevindt en je weet wat de volgende fase is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Onjuist
Kan gemixt voorkomen

Mondzorg:
A
minstens 1 keer per dag 's avonds
B
minstens 1 keer per dag 's ochtends
C
minstens 2 keer per dag
D
niet meer nodig in de palliatieve fase

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is waar?
1.De houding in bed tijdens het stervensproces is vaak dezelfde als de vertrouwde slaaphouding van de client.
2. Veel clienten liggen graag op hun buik in de palliatieve fase.
A
1 is waar, 2 is waar
B
1 is waar, 2 is niet waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
1 is niet waar, 2 is niet waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een taak van een verpleegkundige in de Palliatieve fase?
A
Zorg gericht op genezing
B
Symptoombestrijding
C
Euthanasie uitvoeren
D
Advanced care planning

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gaat de palliatieve fase in bij een zorgvrager?
A
Als de zorgvrager ongeneeslijk ziek is
B
Als de zorgvrager binnen een jaar komt te overlijden
C
Als een zorgvrager binnen drie maanden komt te overlijden

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De palliatieve fase begint meestal als duidelijk wordt dat genezing niet meer mogelijk is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

De verpleegkundige heeft in de palliatieve fase voornamelijk verzorgende taken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer start de palliatieve fase?
A
3 jaar van te voren
B
in de laatste levensmaand
C
Geen start
D
Palliatieve fase start al bij de diagnose chronisch ziek

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

De fasen van palliatieve zorg zijn:
A
Ziektegericht; symptoomgericht; palliatie in de stervensfase en nazorg
B
Ziektegericht; palliatie in de stervensfase; symptoomgericht en nazorg

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

0

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Wanneer start de palliatieve fase?
A
3 jaar van te voren
B
in de laatste levensmaand
C
Geen start
D
Palliatieve fase start al bij de diagnose chronisch ziek

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Nazorg bestaat uit
A
Alle administratie afhandelen
B
Ondersteunen rouwverwerking familie
C
Evalueren met het team
D
De kamer schoonmaken

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

de palliatieve fase
timer
0:30
A
kan jaren duren
B
duurt maximaal 1 jaar

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van rouwen?
A
nadenken over eigen gezondheid
B
afhandelen van praktische zaken
C
verwerken van verlies
D
evalueren van de behandeling

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen type rouwreactie?
A
emotioneel
B
lichamelijk
C
gedragsmatig
D
cognitief

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de meest voorkomende volgorde van rouwverwerking?
A
Ontkenning, woede, onderhandelen, verdriet, aanvaarding
B
Ontkenning, verdriet, aanvaarden, onderhandelen, woede
C
Verdriet, woede, ontkenning, onderhandelen, aanvaarden
D
Verdriet, ontkenning, woede, aanvaarding, onderhandelen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat vonden jullie van de lessen deskundig begeleiden?

Slide 33 - Open question

This item has no instructions