H3 - taal les 2: tussenwerpsels, woordsoorten en woordenschat

Nederlands havo 3
Taal: tussenwerpels, woordsoorten, woordenschat
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands havo 3
Taal: tussenwerpels, woordsoorten, woordenschat

Slide 1 - Slide

Vragen over vorige opdrachten?
Interpunctie: wanneer gebruik je welk leesteken?

Tussenwerpsels: wat zijn het en wat voor gevolgen heeft het voor de interpunctie?

Slide 2 - Slide

Tussenwerpsel
Uitroep
Klanknabootsing

Vaak begin of eind van de zin, gescheiden door een komma

Slide 3 - Slide

Let op:
Sommige tussenwerpsels kunnen ook als bijwoord voorkomen

Voorbeeld:
- Helaas, het is niet gelukt.
- Het is helaas niet gelukt.

Slide 4 - Slide

Quiz
Bijwoord, tussenwerpsel of zelfstandig naamwoord?

Slide 5 - Slide

'Gelukkig'

GELUKKIG, we zijn nog net op tijd
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 6 - Quiz

'zeker'
Ik weet wel ZEKER dat we volgend jaar moeten verhuizen.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 7 - Quiz

'gezondheid'
Mijn opa van negentig kan rekenen op een goede GEZONDHEID.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 8 - Quiz

'gelukkig'
Jos heeft GELUKKIG een voldoende voor zijn wiskundetoets
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 9 - Quiz

'Pardon'
PARDON, mag ik misschien even passeren, mevrouw?
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 10 - Quiz

'Zeker'
ZEKER, dat plan van jou wordt binnenkort uitgevoerd.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 11 - Quiz

'Gezondheid'
Toen Mosilah drie keer hard niesde, zei Harriët: 'GEZONDHEID.'
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 12 - Quiz

'pardon'
Er komt een generaal PARDON voor minderjarige asielzoekers.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Bijwoord (bw)
C
Tussenwerpsel (tw)

Slide 13 - Quiz

Woordsoorten
Alles door elkaar

Samen opdracht 5 (p. 206)

Slide 14 - Slide

Zelf oefenen = HW
Maak:
- Opdracht 6 (p. 209)
- Opdracht 8 (p. 210) -> noteer alleen de correcte spelling
- Opdracht 1 (p. 240)
- Opdracht 2 (p. 240)





Slide 15 - Slide