Vendredi le 11 octobre (H2c-s41)

Coucou!


Ça va?
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Coucou!


Ça va?

Slide 1 - Slide

- On va parler français!
- Huiswerk bespreken
- Herhalen het weer (app 10)
- Herhalen passé composé
-  Proeftoets maken

Slide 2 - Slide

On va parler Français!
Qu' est-ce que tu as fait hier? (2x)

  • les devoirs
  • la télé
  • du sport
  • l' école
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat voor weer
is het?
A
il fait chaud
B
il neige
C
il pleut
D
il fait beau

Slide 6 - Quiz

het is slecht weer
A
il fait beau
B
il fait froid
C
il fait chaud
D
il fait mauvais

Slide 7 - Quiz

het is mooi weer
A
Il fait beau
B
Il fait chaud
C
Il fait froid
D
Il fait du soleil

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je: het is warm

Slide 9 - Open question

Hoe zeg je: het sneeuwt

Slide 10 - Open question

Hoe zeg je: ik heb (het) koud

Slide 11 - Open question

Wat is de passé composé?
A
o.t.t ( bijv. ik eet)
B
v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
C
o.v.t ( bijv. ik at)
D
o.t.t.t ( ik zal eten)

Slide 12 - Quiz

Algemene regel passé composé
A
stam+e,es,e,ons,ez,ent
B
stam nous-vorm + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir/être + volt.dw + é

Slide 13 - Quiz

hij heeft gekeken
A
il as regardé
B
il a regardé
C
il a regarder
D
il as regardés

Slide 14 - Quiz

wij hebben gewoond
A
nous avez habiter
B
vous avons habité
C
nous avons habité
D
nous avons habités

Slide 15 - Quiz

Maak een zin met een passé composé.
mon
père
a
en
train
voyagé

Slide 16 - Drag question

jullie (mmv) zijn gegaan


A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées

Slide 17 - Quiz

zij is gevallen


A
elle est tombé
B
elle a tomber
C
elle est tombée
D
elles est tomber

Slide 18 - Quiz

Passé composé
mnl.ev
(il, le livre, Pierre etc.)
vrl.ev.
(elle, la table, Marie etc.)
mnl.mv
(les garçons)
vrl.mv
(les filles)
Wat moet er achter het voltooid deelwoord komen als de passé composé vervoegd wordt met hulpwerkwoord être?
- (niets)
+es
+ e
+s

Slide 19 - Drag question

Vervoeg in de passé composé met hulpwerkwoord être.
rentrer (elle)

Slide 20 - Open question

Vervoeg in de passé composé met hulpwerkwoord avoir.
donner (je)

Slide 21 - Open question

Vervoeg in de passé composé met hulpwerkwoord être.
arriver (ils)

Slide 22 - Open question

Maintenant
Proeftoets maken!

1) eerst alleen maken, zonder hulp, in stilte
2) je mag je boek/aantekeningen gebruiken
3) je mag je buurman/vrouw, docent hulp vragen


! Antwoorden op classroom 2 dagen vóór de toets!

timer
5:00

Slide 23 - Slide