This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
par 1. 3 - elektriciteit in huis
Telefoon in de kast AUB!
Pak je boek en rekenmachine en pen
Maak de opgaven van ENERGIE en VERMOGEN
timer
1:00
Slide 1 - Slide
Het begint in de meterkast
Slide 2 - Slide
De huisinstallatie
Slide 3 - Slide
Parallelschakeling
Alle apparaten thuis zijn parallel geschakeld, dat betekent:
- ze krijgen allemaal 230 V
- je kunt ze apart inschakelen
Slide 4 - Slide
Hoe zit het met de spanning (U) in een parallelschakeling?
A
Elk apparaat krijgt een deel van de spanning
B
elk apparaat krijgt de volledige spanning
Slide 5 - Quiz
Hoe zit het met de stroomsterkte (I) in een parallelschakeling?
A
De stroomsterkte is overal even groot
B
De stroom moet worden verdeeld
Slide 6 - Quiz
Hoe zit het met het vermogen (P) in een parallelschakeling?
A
Het vermogen kan je altijd bij elkaar optellen
B
Het vermogen moet ik optellen en dan delen door het aantal apparaten
Slide 7 - Quiz
In een parallelschakeling
- is de spanning overal gelijk
- is de stroomsterkte niet
overal gelijk (hangt van het
vermogen af)
- Het vermogen van één groep
kun je altijd bij elkaar optellen
Slide 8 - Slide
Voorbeeldopgave 5
Op een groep van een huisinstallatie zijn de volgende apparaten aangesloten:
- magnetron van 800 W
- waterkoker van 2000 W
- Afzuigkap van 150 W
- zes ledlampen van elk 3,0 W
Bereken de totale stroomsterkte in de groepsleiding.
Slide 9 - Slide
Voorbeeldopgave 5
Slide 10 - Slide
Voorbeeldopgave 5
Slide 11 - Slide
Fasedraad en nuldraad
In elk stopcontact zijn twee draden zichtbaar: een bruine en en blauwe, in een schakelaar zie vaak een blauwe en een (of meer) zwarte draden.
Slide 12 - Slide
Fasedraad
Nuldraad
Schakeldraad
Aardedraad
Slide 13 - Drag question
Overbelasting
De totale stroomsterkte mag niet groter worden dan 16 A.
Dan stromen er teveel elektronen door de kabels en worden ze heet, dit kan brand veroorzaken
Slide 14 - Slide
Hoeveel lampen van 10 W kunnen worden aangesloten zonder dat de boel wordt overbelast?
A
36
B
72
C
144
D
368
Slide 15 - Quiz
Kortsluiting
Als de fasedraad en nuldraad direct met elkaar in contact komen, gaan alle elektronen daar heen, er gaan geen elektronen meer door het apparaat, vandaar de naam kortsluiting