Signaalwoorden T3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Programma

• 8:45-9:05 uur: oefenen met signaalwoorden/verbanden  (wisbordjes) 
• 9:05-9:25 uur: werkblad voorbereiding toets (info zoeken in Toolbox)
• 9:25-9:35 uur: nabespreken werkblad tekstdoelen

Leesvaardigheid

Oefenen met signaalwoorden en verbanden

Wat zijn signaalwoorden ook al weer? 

• met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea’s
• woorden die een tekst begrijpelijker maken
• bv. maar, omdat, daarnaast, toch, ook
  
• welk signaalwoord je gebruikt hangt af van het soort verband

Vroeger is de aarde een tijdje een ijsplaneet geweest.

Wat is het signaalwoord in deze zin?

Schrijf op je wisbord. 

Vroeger is de aarde een tijdje een ijsplaneet geweest.
Wat is het verband?

1. opsomming
2. oorzaak-gevolg
3. (tijd)volgorde
4. samenvatting

Verband (tijd)volgorde

• eerst, daarna
• vervolgens
• voordat, nadat
• toen, nu
• wanneer
• later, straks
•  vroeger
  

Tom houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit.

Wat zijn de twee signaalwoorden in deze zin?

Schrijf deze op je wisbord. 

Tom houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit.
Wat is het verband?

1. opsomming
2. oorzaak-gevolg
3. tijd(volgorde)
4. samenvatting

Verband opsomming

• en 
• ook
• ten eerste, ten tweede
• bovendien
• daarnaast
• verder

Eerst scoorde Timo bijna nooit, maar nu scoort hij bijna elke wedstrijd. 

Wat zijn de drie signaalwoorden in deze zin?

Schrijf deze op je wisbord. 

Eerst scoorde Timo bijna nooit, maar nu scoort hij bijna elke wedstrijd.
Wat is het verband bij eerst en nu?

1. opsomming
2. oorzaak-gevolg
3. tegenstelling
4. (tijd)volgorde

Eerst scoorde Timo bijna nooit, maar nu scoort hij bijna elke wedstrijd.
Wat is het verband bij maar?

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. (tijd)volgorde
4. opsomming

Verband tegenstelling

• maar
• echter
• toch
• in tegenstelling tot
• daarentegen

Door de hevige onweersbui zijn er bomen omgevallen. Sommige kwamen op de daken van huizen terecht waardoor bewoners veel kosten hebben.

Wat zijn de twee signaalwoorden in deze zin?

Schrijf deze op je wisbord. 

Door de hevige onweersbui zijn er bomen omgevallen. Sommige kwamen op de daken van huizen terecht waardoor bewoners veel kosten hebben.
Wat is het verband bij door en waardoor?

1. opsomming
2. oorzaak-gevolg
3. tegenstelling
4. (tijd)volgorde

Verband oorzaak – gevolg

• daardoor, waardoor
• door, doordat
• hierdoor
• zodat
• het gevolg is

We hebben plezier gehad in alle achtbanen. We hebben hard gelachen. We hebben heerlijke ijsjes gegeten. Samengevat, dit was een zeer geslaagd schoolreisje!

Wat is het signaalwoorden in deze zin?

Schrijf dit woord op je wisbord. 

We hebben plezier gehad in alle achtbanen. We hebben hard gelachen. We hebben heerlijke ijsjes gegeten. Samengevat, dit was een zeer geslaagd schoolreisje!
Wat is het verband bij samengevat?

1. samenvatting
2. oorzaak-gevolg
3. tegenstelling
4. (tijd)volgorde

Verband samenvatting

• kortom
• al met al
• samenvattend
• samengevat

 Opdracht: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?

1. ze - aan
2. aan - met
3. toen - haal
4. eerst - toen

  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?

1. (tijd)volgorde
2. opsomming
3. samenvatting
4. tegenstelling

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Hierdoor kwam hij te laat op de receptie.

Welk tekstverband?

1. samenvatting
2. opsomming
3. oorzaak-gevolg
4. tegenstelling

Mark houdt van friet. Daarnaast houdt hij van pizza.

Welk tekstverband?

1. samenvatting
2. tegenstelling
3. oorzaak-gevolg
4. opsomming

Het heeft al maanden niet meer geregend. Daardoor is de oogst van de boeren mislukt.

Welk verband?


Welk tekstverband?

1. oorzaak-gevolg
2. tegenstelling
3. (tijd)volgorde
4. opsomming

Ik vond het saai op het feest. Peter heeft echter genoten.
Welk verband?


Welk tekstverband?

1. oorzaak-gevolg
2. tegenstelling
3. (tijd)volgorde
4. opsomming

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn collega anders over.

Welk verband?


Welk tekstverband?

1. oorzaak-gevolg
2. opsomming
3. (tijd)volgorde
4. tegenstelling

Vlees eten is slecht voor dierenwelzijn. Daarnaast is vlees eten slecht voor het milieu.
Kortom, we moeten geen vlees meer eten in de toekomst.
Welke verbanden?

1. oorzaak-gevolg en opsomming
2. opsomming en samenvatting
3. (tijd)volgorde en tegenstelling
4. tegenstelling en samenvatting

Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd, op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
Welk verband?


Welk tekstverband?

1. oorzaak-gevolg
2. opsomming
3. samenvatting
4. tegenstelling

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.

1. Tekstverband = tegenstelling
2. Tekstverband = samenvatting
3. Tekstverband = opsomming

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Toen is het signaalwoord voor ....

1. oorzaak-gevolg
2. (tijd)volgorde
3. opsomming
4. samenvatting

Ik hou niet van vliegen, toch ga ik wel graag op reis.

Wat is het verband?

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. opsomming
4. samenvatting

Hij deed boodschappen voordat hij naar huis ging.

Wat is het verband?

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. opsomming
4. (tijd)volgorde

Hij deed boodschappen voordat hij naar huis ging.

Wat is het verband?

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. opsomming
4. (tijd)volgorde

Het is vanavond koopavond. Daardoor kan het drukker zijn op de weg.

Wat is het verband?

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. opsomming
4. (tijd)volgorde

Ook doe ik graag aan tennis en wielrennen.

Wat is het verband?

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. opsomming
4. (tijd)volgorde

Mijn oma houdt van verjaardagen, in tegenstelling tot mijn opa.

Wat is het verband?

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. opsomming
4. (tijd)volgorde

Werkblad

• Wat: Maak het werkblad 'voorbereiding toets'.
• Hoe: in tweetallen. 

 Je mag met zachte stem overleggen.

Zoek info op in 'toolbox'.

• Tijd: 20 minuten werken.

          Klaar?: lezen in tijdschrift of app werkwoordspelling

Nabespreking werkblad tekstdoelen

Je schrijft het recept op van een appeltaart.

Je schrijft een popliedje.

Je schrijft een advertentie om je oude skateboard te verkopen.

Je schrijft iets nieuws in een nieuwsbericht.

Je schrijft een review over een nieuw computerspel.

overtuigen

activeren

instrueren

amuseren

informeren

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

Doel van advertentie? Tandarts-assistente

A De lezer amuseren met een leuke foto.

B De lezer informeren over problemen in de tandartsenpraktijk.

C De lezer activeren om informatie aan te vragen over de opleiding voor tandartsassistente.

D De lezer overtuigen van het nut van tandarts-assistenten.

Belangrijkste doel van advertentie? 

Nederlandse Vereniging van Diëtisten

De ouders

A amuseren met foto’s van dikke kinderen.

B ervan overtuigen dat hun kinderen moeten bewegen en gezond moeten eten en drinken.

C informeren over de Nederlandse Vereniging van Diëtisten.

D activeren om hun kinderen een gezonde basis te geven.

Belangrijkste doel van advertentie? 

De Postcode loterij helpt Valdés!

A De lezers activeren om mee te doen met de Nationale Postcode Loterij.

B De lezers informeren over de Nationale Postcode Loterij.

C De lezers overtuigen van het nut van de Nationale Postcode Loterij.

D De lezers waarschuwen voor de bedreiging van de natuur van het eiland Valdés.

Tekstdoel motivatiebrief? 

Het tekstdoel is _________________________