H4 Voorvoegsels + achtervoegsels

Nederlands 5-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Opstarten + controle aanwezigheid
  2. Reminder herkansing bloktoets
  3. Doel deze les
  4. Herhalen theorie voorvoegsels
  5. Zelfstandig werken
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 5-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Opstarten + controle aanwezigheid
  2. Reminder herkansing bloktoets
  3. Doel deze les
  4. Herhalen theorie voorvoegsels
  5. Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herkansing bloktoets
Vanmiddag 14:00 uur vindt het herkansing van de bloktoets plaats. 

Ik maak een aparte vergadering aan met iedereen die de bloktoets wil herkansen. Om 14:00 uur start ik de vergadering. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel deze les
Aan het einde van de les weet je:
  1. Wat een kernwoord is
  2. Wat een voorvoegsels is en de betekenis van veel voorvoegsels
  3. Wat een achtervoegsel is en de betekenis van veel achtervoegsels
  4. Kun je tot de betekenis komen door voor- en achtervoegsels te herkennen in woorden.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Kernwoord
Een kernwoord is een woord dat op zichzelf een betekenis heeft. Die kan los voorkomen in een zin. 

Met losse kernwoorden kun je nieuwe woorden maken (samenstellingen)
Kern + woord = kernwoord
Voet + bal = voetbal
Water + fles = waterfles


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Woorden met voorvoegsel

Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.

Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.


Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Een (kern)woord met een voorvoegsel noemen we een afleiding.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorvoegsels 
asymmetrisch --> a (voorvoegsel) + symmetrisch (kernwoord)

herkansen--> her (voorvoegsel) + kansen (kernwoord)

wanhoop --> wan (voorvoegsel) + hoop (kernwoord)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Verzin een woord met alleen een voorvoegsel.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent het onderstreepte woord?
Omdat de politiechef iets verkeerd had gezegd, is hij op non-actief gesteld.
_________

Slide 8 - Open question

This item has no instructions


opnieuw verdelen
A
interverdelen
B
herverdelen
C
weerverdelen
D
wanverdelen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Achtervoegsels: vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 
______

Slide 11 - Slide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een kernwoord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Verander dit woord met een achtervoegsel:
te breken

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Schrijf bij de volgende vraag het tegenovergestelde op van 'kansrijk'. 

Gebruik hierbij een achtervoegsel.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Tegen het derde elftal van Nijkerk zijn we kansrijk.
___________

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Oefening

woorden maken


In de volgende dia's moet je zoveel mogelijk woorden opschrijven door een voor- of achtervoegsel toe te voegen.


Bijvoorbeeld: beleefd

- onbeleefd -  onbeleefdheid - beleefdheid  -

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

vinden

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Wat ga je doen?
  1. Ga naar Magister --> Leermiddelen --> Nieuw Nederlands
  2. Maak de startopdracht + opdracht 1 t/m 4


Huiswerk: deze opdrachten heb je af voor de les van maandag. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions