This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 3 BS1: Gaswisseling deel 2
Slide 1 - Slide
O2 bindt aan hemoglobine
HbO2 = oxyhemoglobine
CO2 wordt H+ en HCO3-
H+ bindt aan hemoglobine
HCO3- in bloedplasma
Hb laat O2 los
Veel CO2 in het bloed zorgt voor lage ph
Transport O2
Slide 2 - Slide
Transport CO2
Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
Hemoglobine gebonden CO2 en H+ komt vrij.
HCO3- vanuit bloedplasma naar rode bloedcellen, vormt H2CO3 met H+ , wordt door koolzuuranhydrase meteen gesplitst in CO2 en H20.
Slide 3 - Slide
Partiële druk: pO2 en pCO2
0% Hb
100% HbO2
100% Hb
0% HbO2
Een klein beetje zuurstof lost op in bloedplasma, het grootste deel wordt geboden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen.
Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven bij dezelfde zuurstofdruk.
Bohr-effect = hogere afgifte O2 door Hb vanwege hogere temperatuur of pCO2
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Diffusie van gassen
Doordat zuurstof vooral bindt aan Hb in het bloedplasma rond de longblaasjes, blijft er altijd een concentratieverschil tussen het alveolaire vocht en het bloedplasma.
Dit is voordeling voor de diffusie!
Slide 7 - Slide
Ademhaling bij insecten
Insecten hebben geen longen maar tracheeën om adem te halen.
Lucht met zuurstof komt via stigma in het achterlijf in de tracheeën.
In de tracheeën vind gaswisseling plaats.
Slide 8 - Slide
Ademhaling insect
- Tracheeën staan in verbinding met de buitenwereld via stigmata
Slide 9 - Slide
Gaswisseling bij vissen
Geen longen maar kieuwen
kieuw = kieuwboog met kieuwplaatjes.
Plooien in kieuwplaatjes = kieuwlamellen.
Als water langs deze kieuwlamellen stroomt dan nemen de bloedvaatjes hierin daar zuurstof uit.
Gebruik van het tegenstroomprincipe
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Tegenstroomprincipe
Slide 12 - Slide
Kieuwdeksel
Kieuwbogen
Vin
Onderkaak
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Kieuwlamellen
Kieuwboog
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
VRAGEN
Vragen?
Slide 17 - Slide
Het diagram geeft bij een gewerveld dier het verband weer tussen de partiële zuurstofspanning (pO2 ) van het plasma en de hoeveelheid zuurstof die in het bloed gebonden is aan hemoglobine. In een orgaan daalt de pO2 van het bloed van 3 kPa tot 1,5 kPa, terwijl de pH daalt van 7,2 naar 7,1. Hoeveel ml O2 wordt door 100 ml bloed in dit orgaan afgegeven?
A
4
B
5
C
7
D
11
Slide 18 - Quiz
Als de pO2 van de longen lager is dan de pO2 van de haarvaten in de longen dan..
A
gaat er zuurstof naar het bloed
B
gaat er geen zuurstof naar het bloed
Slide 19 - Quiz
In een onderzoek wordt bij een proefpersoon in rust de hoeveelheid ververste longlucht per uur bepaald. Het onderzoek wordt uitgevoerd op zeeniveau en daarna bij deze persoon nogmaals op 5800 meter. -Stelling 1: Bij een lagere pO2 wordt de gevoeligheid van de chemoreceptoren voor CO2 groter -Stelling 2: Bij een lagere pO2 blijft de invloed van de pCO2 op de hoeveelheid ververste longlucht gelijk
A
Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist
B
stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
C
Stelling 1 en 2 zijn beide juist
D
Stelling 1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 20 - Quiz
Er wordt meer O2 afgegeven door het bloed als de volgende situatie in het orgaan geldt: