This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Economische groei
hoofdstuk 3
Slide 1 - Slide
Economische groei
Stijging van de productie
BBP 2020: 800 miljard
BBP 2021: 850 miljard
Economische groei: 850 - 800 : 800 x 100 = +6,25%
Slide 2 - Slide
Wat zijn oorzaken dat het BBP stijgt / de economie groeit?
Slide 3 - Open question
Oorzaken economische groei
Stijging van de prijs
Stijging van de productie
Door de torenhoge inflatie wordt het BBP ook hoger. Als je het BBP hiervoor corrigeert, weet je de reële groei van het BBP.
Slide 4 - Slide
Reële groei
BBP steeg met 6,25%. Als de inflatie 3% is, kun je berekenen hoeveel de reële groei is.
Ric = nic/pic x 100
106,25/103 x 100 = 103,15
Dat wil zeggen: de productie is met 3,15% gestegen. (Reële groei is 3,15%)
Slide 5 - Slide
Factorproductiviteit
De totale factorproductiviteit geeft aan hoe productief arbeid en kapitaal worden ingezet om toegevoegde waarde te creëren. Het is de groei van het bbp die niet kan worden verklaard door de input van arbeid en kapitaal. De totale factorproductiviteit stijgt door bijvoorbeeld innovatie.
Slide 6 - Slide
Par 2
Arbeidsaanbod
Slide 7 - Slide
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan. Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid.
Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid.
Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.
De vraag naar arbeid bestaat uit de
- ingevulde banen (werkenden)
- vacatures
Slide 8 - Slide
Vraagoverschot
Tekort aan personeel:
vraag > aanbod
Er zijn meer banen dan mensen die willen werken. = krappe arbeidsmarkt
Aanbodoverschot
Werkloosheid:
aanbod > vraag
Er zijn niet genoeg banen voor iedereen. Lonen stijgen nauwelijks.
= ruime arbeidsmarkt
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Oorzaken krappe arbeidsmarkt
Vergrijzing: een groot gedeelte van de bevolking wordt 67 of is dat geworden. Zij verdwijnen uit het arbeidsaanbod.
Corona: Veel mensen zijn van baan veranderd en gaan niet terug
Slide 11 - Slide
Structurele werkloosheid
Banen zijn er niet. Zelfscan bij Jumbo/Appie --> Baan van een caissière verdwijnt = structureel.
Seizoenwerkloosheid. --> Geen baantjes bij ijssalon Ekkelenkamp in de winter
Frictiewerkloosheid --> Je studeert af en hebt niet direct werk. Je neemt ontslag en zoekt een nieuwe baan
Slide 12 - Slide
Conjuncturele werkloosheid
Mensen kopen minder door lager inkomen --> productie daalt --> Werkloosheid stijgt.
Hangt dus af van de vraag naar producten (Conjunctuur = vraag)
Slide 13 - Slide
Arbeidsparticipatie
participeren = deelnemen
De arbeidsparticipatie geeft aan welk deel van de beroepsgeschikte bevolking (15 jaar tot pensioenleeftijd) actief is op de arbeidsmarkt.
beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100
Slide 14 - Slide
Wig
Verschil tussen loonkosten en nettoloon bestaat uit belastingen en werkgevers- en werknemerspremies. Dit noemen we ook wel de wig.
Loonkosten = brutoloon + werkgeverspremies
Nettoloon = brutoloon - werknemerspremies en loonbelasting