Test jezelf: woordenschat H3 en H4 + Formuleren H5 en H6

Test jezelf: woordenschat en formuleren
Woordenschat H3 en 4
Formuleren H5 en H6 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Test jezelf: woordenschat en formuleren
Woordenschat H3 en 4
Formuleren H5 en H6 

Slide 1 - Slide

Wij hebben twee jaar geleden veel gereisd, zo gingen we naar Griekenland, Australië en Argentinië.

Welk woord in bovenstaande zin is een signaalwoord voor een VOORBEELD?

Slide 2 - Open question

Welk spreekwoord herken je hier EN wat betekent dit spreekwoord?

Slide 3 - Open question

Ik heb geen zin om ... , want jij bent niet de baas.
Abraham te zien
naar jouw pijpen te dansen
er feestelijk voor te bedanken
leven in de brouwerij te brengen
een boterbriefje te halen

Slide 4 - Drag question

Tegenstelling van basiswoord + voorvoegsel
Tegenstelling waarbij het voorvoegsel is vervangen
De tegenstelling is een heel ander woord
aanvallen
goedkeuren
productief
toekomst
ingang

Slide 5 - Drag question

Welk woord past het beste in onderstaande zin?

Wij hebben een ... coach en dat is heel fijn, want door zijn enthousiasme hebben we een heel leuk team.
A
unieke
B
karakteristieke
C
geestdriftige
D
rooskleurige

Slide 6 - Quiz

... moet ze toch wel tot de ontdekking komen dat deze studie niets voor  haar is.
Met vallen en opstaan
Tussen hoop en vrees
Door dik en dun
Van top tot teen
Vroeg of laat

Slide 7 - Drag question

...licht
...heet
...wit
...lief
...duur
peper-
poes-
veder-
spier-
snik-

Slide 8 - Drag question

Bedenk een zin met het woord 'ambitie'. Zorg dat de betekenis van het woord duidelijk wordt in deze zin.

Slide 9 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van 'gewiekst'.

Slide 10 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van 'weinig'.

Slide 11 - Open question

Jouw broek is mooier als/dan die van Loes.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Mijn ouders vinden dat mijn broer niet zo goed zijn best doet als/dan ik/mij.
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 13 - Quiz

Welk verwijswoord gebruik je na een voorzetsel?
A
hen
B
hun

Slide 14 - Quiz

Dat ... we tijdens deze les geleerd hebben, moeten we ook leren voor het proefwerk.
A
dat
B
wat

Slide 15 - Quiz

Ik heb ... niet verraden!
A
hen
B
hun

Slide 16 - Quiz

De man ... ik zit te wachten is veel te laat.
A
op wie
B
waarop

Slide 17 - Quiz

Wat nu?
Hopelijk ging dit testje goed. 
Maak nu in ieder geval de extra opdrachten over Formuleren H5 en H6 in LessonUp en bepaal daarna waar jij nog zelf mee wil gaan oefenen.

Slide 18 - Slide