Test jezelf: woordenschat H3 en H4 + Formuleren H5 en H6

Test jezelf: woordenschat en formuleren
Woordenschat H3 en 4
Formuleren H5 en H6 

Ga naar LessonUp!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Test jezelf: woordenschat en formuleren
Woordenschat H3 en 4
Formuleren H5 en H6 

Ga naar LessonUp!

Slide 1 - Slide

Wij hebben twee jaar geleden veel gereisd, zo gingen we naar Griekenland, Australië en Argentinië.

Welk woord in bovenstaande zin is een signaalwoord voor een VOORBEELD?

Slide 2 - Open question

Welk spreekwoord herken je hier EN wat betekent dit spreekwoord?

Slide 3 - Open question

En deze?
(op de volgende slide zie je een plaatje)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welk spreekwoord stond er en wat betekent dit spreekwoord?

Slide 6 - Open question

Omdat zij een verhaal .... vertelde, begreep ik er niets van.
naar jouw pijpen danste
zonder kop of staart
in de zevende hemel
bij de neus nemen
van een koude kermis thuiskomen

Slide 7 - Drag question

Tegenstelling van basiswoord + voorvoegsel
Tegenstelling waarbij het voorvoegsel is vervangen
De tegenstelling is een heel ander woord
aanvallen
goedkeuren
productief
toekomst
ingang

Slide 8 - Drag question

Welk woord/woorden past het beste in onderstaande zin?

Voordat ik doe wat zij van mij vraagt, wil ik eerst alle afspraken ... hebben.
A
uniek
B
karakteristiek
C
zwart op wit
D
rooskleurig

Slide 9 - Quiz

Gisteren ....: de docent kwam erachter dat zij haar huiswerk het hele jaar nog nooit had gemaakt.
was ze in de wolken
haalde ze een boterbriefje
zette ze de bloemetjes buiten
van top tot teen
kwam de aap uit de mouw

Slide 10 - Drag question

...licht
...heet
...wit
...lief
...duur
peper-
poes-
veder-
spier-
snik-

Slide 11 - Drag question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van 'vervelend'. Zet een streepje tussen beide woorden.

Slide 12 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van 'gewiekst'. Zet een streepje tussen beide woorden

Slide 13 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van 'lekker'. Zet een streepje tussen beide woorden

Slide 14 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van 'veel'. Zet een streepje tussen beide woorden

Slide 15 - Open question

Jouw broek is mooier als/dan die van Loes.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

Mijn ouders vinden dat mijn broer niet zo goed zijn best doet als/dan ik/mij.
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 17 - Quiz

Welk verwijswoord gebruik je na een voorzetsel?
A
hen
B
hun

Slide 18 - Quiz

Dat ... we tijdens deze les geleerd hebben, moeten we ook leren voor het proefwerk.
A
dat
B
wat

Slide 19 - Quiz

In die winkel werkt een meisje ... ik erg leuk vind.
A
dat
B
wat

Slide 20 - Quiz

Ik heb ... niet verraden!
A
hen
B
hun

Slide 21 - Quiz

Kun je ... dat geld nog eens geven?
A
hen
B
hun

Slide 22 - Quiz

We hebben ... nog niet gezien vandaag.
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quiz

De man ... ik zit te wachten is veel te laat.
A
op wie
B
waarop

Slide 24 - Quiz

De vrouw ... ik deze fiets kocht, is een oplichter.
A
waarvan
B
van wie

Slide 25 - Quiz

Die hond ... zij loopt, is van haar buurvrouw.
A
waarmee
B
met wie

Slide 26 - Quiz

Klaar! Wat nu?
Hopelijk ging dit testje goed. Gebruik de rest van de les om te leren (bijvoorbeeld de woordenlijsten), of om nog wat vragen te stellen.
Zet 'm op! 

Slide 27 - Slide