2.1 Waarom sparen?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 2.1: Geldzaken

Paragraaf 1: Inkomen uit arbeid

Kennen / kunnen 2.1

Begrippen:

• Inkomsten uit arbeid
• Functie (wat je doet in het bedrijf)
• Loon in natura
• Minimumloon

Als je werkt, krijg je:

1. loon of salaris
2. vakantiegeld
   
   Mogelijk krijg je:
3. toeslagen 
4. loon in natura

Loon

Hoeveel loon je krijgt, hangt af van:

- Hoeveel uur je werkt

- Welke functie je hebt

- Hoeveel ervaring je hebt

Minimum (jeugd)loon

Vakantiegeld

- 8% van je jaarsalaris (minimaal)

Voorbeeld: 

Je verdient per maand € 200. Hoeveel vakantiegeld krijg je?

Vakantiegeld

- 8% van je jaarsalaris (minimaal)

Voorbeeld: 

Je verdient per maand € 200. Hoeveel vakantiegeld krijg je?

Per jaar: 200 * 12 = € 2.400

Vakantiegeld: 2.400 / 100 * 8 = € 192

Toeslagen

- als je onregelmatig werkt

Loon in natura

Alles wat je met werken verdient, behalve geld.

Bijvoorbeeld: je werkt in een bakkerij en krijgt een taart mee naar huis. Of je wast de auto van de buurman en krijgt lege flessen. 

Als je een eigen bedrijf hebt

- geen loon, maar winst