leesvaardigheid

Open je lesson up en toets de code in 
 

1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Open je lesson up en toets de code in 
 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Tekstsoorten &
tekstdoelen

Slide 3 - Mind map

welke strategieën ken je nog van vorige week?

Slide 4 - Mind map

Bekijk nu eerst de korte instructievideo. 
Nadat je de video bekeken hebt maak je de matching opdracht en de meerkeuze vragen die er achteraan komen. 

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Welke items horen bij welk tekstdoel?
Informeren/
instrueren
Amuseren
Overtuigen
Overhalen
Informatieve tekst
Amuserende tekst
Meninggevende tekst
Aansporende tekst

Slide 7 - Drag question

Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 8 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 9 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 10 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 11 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 12 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 13 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 14 - Quiz

Leesvaardigheid - gap text
In een gap text moet je zelf een woord invullen om de zin kloppend te maken. Waar let je op?

  • Waar gaat de zin over?
  • Wat voor soort woord moet je invullen? (werkwoord, zelfstandig naamwoord, signaalwoord?)
  • Wat betekenen de woorden waaruit je kunt kiezen? Weet je dat niet? Zoek het dan op!

Slide 15 - Slide

Welk woord hoort er in de eerste gap?
A surfer fought off a Great White Shark by repeatedly punching it in the face after it bit his arm and sunk its __(1)__ into his surfboard.
Nick Minogue, 60, from Auckland, New Zealand, was trying to catch some __(2)__ at Pauanui Beach on Saturday when his morning was interrupted by a three-metre long visitor with a fin.


Slide 16 - Open question

Welk woord hoort er in de tweede gap?
A surfer fought off a Great White Shark by repeatedly punching it in the face after it bit his arm and sunk its __(1)__ into his surfboard.
Nick Minogue, 60, from Auckland, New Zealand, was trying to catch some __(2)__ at Pauanui Beach on Saturday when his morning was interrupted by a three-metre long visitor with a fin.


Slide 17 - Open question

Airtravel
Je gaat een gap filling exercise maken. In de tekst zitten 9 gaps, bij iedere gap kies je welk woord erin past. 

Slide 18 - Slide

Which word fits gap #1?
Click text to zoom
A
the
B
a
C
one

Slide 19 - Quiz

Which word fits gap #2?
Click text to zoom
A
fly
B
flown
C
flew

Slide 20 - Quiz

Which word fits gap #3?
Click text to zoom
A
in
B
at
C
through

Slide 21 - Quiz

Which word fits gap #4?
Click text to zoom
A
lot
B
many
C
few

Slide 22 - Quiz

Which word fits gap #5?
Click text to zoom
A
fast
B
faster
C
fastest

Slide 23 - Quiz

Which word fits gap #6?
Click text to zoom
A
must
B
should
C
could

Slide 24 - Quiz

Which word fits gap #7?
Click text to zoom
A
between
B
from
C
of

Slide 25 - Quiz

Which word fits gap #8?
Click text to zoom
A
with
B
on
C
by

Slide 26 - Quiz

Which word fits gap #9?
Click text to zoom
A
them
B
their
C
they

Slide 27 - Quiz

That's it for today!

Slide 28 - Slide