LV1 verbos regulares -AR, números hasta 20 e idiomas

1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Week 3
- Je kunt het regelmatig werkwoorden op -AR vervoegen en gebruiken in een zin. 
- Je kunt benoemen welke talen je 
   spreekt. 
- Je kunt een vraag stellen.
- Je kunt tellen tot 20.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten week 3
Maken:
MP H1
WB 12-14 (pag 12)
15-18 (pag 13)
Test (pag 16)


Leren:
woordenlijst MP TB p. 163-164
vanaf 8 t/m 12

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het regelmatig werkwoord
- ar
-er
-ir
Hablar, trabajar, estudiar, buscar
aprender, comer, beber, leer
vivir, escribir, abrir, asistir

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Het regelmatig werkwoord
STAM : -AR

Hablar > hablar > habl
informar > informar  > inform
buscar > buscar > busc

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Het regelmatig werkwoord
HABLAR   > HABL-



yo
habl
o
habl
as
él, ella, usted
habl
a
nosotros
habl
amos
vosotros
habl
áis
ellos, ustedes
habl
an

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Uitgangen -AR
-o
-as
-a
-amos
-áis
-an

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Uitgangen -AR
Ik studeer luchtvaart                     Estudio Aviación
Praat jij Nederlands?                      ¿Hablas holandés?
Spreekt u Chinees?                        ¿Habla chino?
José werkt in een restaurant     José trabaja en un restaurante.
Wij reizen naar Spanje.                 Viajamos a España.
Zoeken jullie de bank?                   ¿Buscáis el banco?
Zij luisteren naar muziek.             Ellos escuchan música.   

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

MP TB pag 14 tarea 8
Lees wat de volgende personen schrijven over hun talenkennis. Onderstreep de talen die ze noemen: 




MP, TB, p. 14, op. 8
Lees wat de volgende personen schrijven over hun talenkennis. Onderstreep de talen die ze noemen: 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions



In tweetallen. Stel elkaar vragen over de personen uit de tekst.

¿Quién... ? ¿Dónde... ? ¿Qué...? 
¿De dónde...? ¿Para qué...?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

MP TB pag 15 tarea 9a 
Luister naar de fragmenten en kruis aan of de personen praten over werk / school of over vrije tijd

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

MP TB p. 15 op. 9b

Lees de vragen en kruis aan, wat voor jou geldt. Stel de vragen ook aan twee medestudenten en kruis aan wat op hen van toepassing is.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

MP TB pag 15 tarea 10
Bereid voor de volgende les 8 zinnen voor waarin je jezelf presenteert. Benoem daarbij:
Nombre y apellidos                                Deporte
Ciudad                                                          País/nacionalidad                
Escuela                                                        Empresa    
Idiomas                                                        Motivo para estudiar español


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 15 - Video

Deze video is ter herhaling om je voor te stellen en te vragen hoe het gaat.
Herhaling week 2

Maak de volgende opdrachten in deze LessonUp om te controleren of je de stof van vorige week beheerst


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

página
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

tarde
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

día
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

país
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

ciudad
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Koppel lidwoord aan zelfstandig naamw.
el
la
los
las
palabras
imagen
tenis
nombres

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Vertaal :
usted

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
el apellido

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
la ciudad

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
Buenas noches

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
Waar kom je vandaan?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
el nombre

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
no sé

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Juan komt uit Madrid.
Juan ... Madrid

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Ik ben student.
Yo ... estudiante.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Josefina is piloot.
Josefina ... piloto

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Bent u Hernán González?
¿ ... usted Hernán González?

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Wij komen uit Rotterdam.
Nosotros ... Rotterdam

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Waar komen jullie vandaan?
¿De dónde ... ?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Jouw moeder is leraar.
Tu madre ... profesora

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Jullie ouders komen uit Peru.
Vuestros padres ... Perú.

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Extra oefenen met werkwoorden

Met verbuga kun je de werkwoorden oefenen. 

Kies ser of vink aan "regelmatige werkwoorden" en kies dan alle werkwoorden die als laatste letters -AR hebben

Kies bij tijden: "presente" (de bovenste) om te tegenwoordige tijd te oefenen

Slide 38 - Slide

This item has no instructions