What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
overzicht brugklas 1B periode 3 Latijn en Grieks
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Aan welke letters herken je het impefectum bij Latijn?
A
i
B
ba
C
ere
D
e
Slide 2 - Quiz
het imperfectum Latijn
stam (+e) + BA + m, s, t, mus, tis, nt
bijv. voca + BA + m
bijv. dic + e + BA + nt
Slide 3 - Slide
Waaraan herken je het imperfectum bij Grieks?
A
ε voor de stam / augment
B
bindklinker
C
ἀ voor de stam / augment
D
ook BA
Slide 4 - Quiz
Het imperfectum Grieks
augment (ἐ) + stam + uitgangen
ἐ + λυ + ον
ἐ + λυ + ες
ἐ + λυ + ε(ν)
ἐ + λυ + ο + μεν
ἐ + λυ + ε + τε
ἐ + λυ + ον
als het woord al met een klinker begint, dan wordt deze klinker verlengd! bijv.
ἤ
κουον (van ἀκούω)
Slide 5 - Slide
Welke uitgang behoort NIET tot het praesens Latijn?
A
s
B
t
C
tis
D
ez
Slide 6 - Quiz
Praesens Latijn
stam (+bindklinker) + o, s, t, mus, tis, nt
1e, 2e, 3e enkelvoud --> ik, jij, hij/zij/het
1e, 2e, 3e meervoud --> wij, jullie, zij
Slide 7 - Slide
Infinitivus op -re (bijv. audire, amare, dicere)
Imperativus enkelvoud = stam (+e) --> ama / fuge
meervoud = stam (+i) + te --> amate / fugite
Slide 8 - Slide
Geef de goede vertaling van amamus
A
ik bemin
B
jullie beminnen
C
zij beminnen
D
wij beminnen
Slide 9 - Quiz
Geef de goede vertaling van dicis?
A
ik zeg
B
jij zegt
C
jullie zeggen
D
zeg!
Slide 10 - Quiz
Praesens Grieks
stam + ω, εις, ει, ομεν, ετε, ουσι(ν)
bijv. λυ + ω, εις, ει, ομεν, ετε, ουσι(ν)
Slide 11 - Slide
infinitivus Grieks = stam + ειν
bijv. λυειν (losmaken)
IMPERATIVUS = stam + ε / stam + ετε
--> λυω / λυετε --> maak los!
Slide 12 - Slide
Geef de goede vertaling van λυει
A
ik maak los
B
hij/zij/het maakt los
C
jij maakt los
D
zij maken los
Slide 13 - Quiz
Wat is λυειν
A
3e enkelvoud
B
3e meervoud
C
imperativus enkelvoud
D
infinitivus
Slide 14 - Quiz
Overzicht werkwoorden
praesens (tegenwoordige tijd) en imperfectum (verleden tijd)
Latijn : stam + o, s, t, mus, tis, nt
Grieks: stam + ω, εις, ει, ομεν, ετε, ουσι(ν)
Latijn: stam + (e) + BA + m/s/t/mus/tis/nt
Grieks: augment (ἐ) + stam
+ ον, ες, ε(ν), ομεν, ετε, ον
Slide 15 - Slide
Zelfstandige naamwoorden Latijn
Gewone verbuiging:
rosa (vrl), dominus (mnl), bellum (onz)
Gemengde verbuiging:
rex (mnl/vrl) / nomen (onz)
Slide 16 - Slide
naamvallen, functies en vertalen
nominativus = onderwerp (/nwd)
genitivus = VAN
dativus = AAN/VOOR
accusativus = lijdend voorwerp (of na voorzetsels)
ablativus = MET/DOOR/IN
Slide 17 - Slide
timer
1:00
Slide 18 - Slide
Hoe vertaal je bellorum?
A
van de oorlogen
B
van de oorlog
C
met/door/in/aan/voor de oorlogen
D
de oorlog (lv)
Slide 19 - Quiz
Hoe vertaal je rosa?
A
roos (ow) / met/door de roos
B
aan/voor de roos / rozen (ow)
C
van de rozen
D
de roos (lv)
Slide 20 - Quiz
Hoe vertaal je domino?
A
aan/voor/met/door de heersers
B
van de heerser
C
de heersers (lv)
D
aan/voor/met/door de heerser
Slide 21 - Quiz
De gemengde verbuiging
nominativus en genitivus leren
genitivus nodig als stam!
Genitivus = is! bijv. reg + is --> stam is reg!
Goed weten of woord volgens gewone of gemengde verbuiging gaat!
mannelijk en vrouwelijk = rex onzijdig = nomen
Slide 22 - Slide
timer
1:00
Slide 23 - Slide
Welke naamval is regi?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
ablativus
Slide 24 - Quiz
Vertaal regum
A
aan/voor/met/door de koningen
B
van de koningen
C
met/door de koning
D
de koning (acc)
Slide 25 - Quiz
Vertaal corporis:
A
aan/voor het lichaam
B
met/door/aan/voor de lichamen
C
het lichaam (ow/lv)
D
van het lichaam
Slide 26 - Quiz
Zelfstandige naamwoorden Grieks
gewone verbuiging
: ἀδελφη/οἰκία (vrl), ἀδελφος (mnl), τέκνον (onz)
gemende verbuiging:
δαίμων (mnl/vrl), σῶμα (onz)
--> lidwoorden wel zoals gewone verbuiging!
Slide 27 - Slide
Vertalen naamvallen Grieks
nom = onderwerp (/nwd)
genitivus = van
!!! dativus = aan/voor (personen) / met/door/in (dingen)
accusativus = lijdend voorwerp (/na voorzetsels)
Slide 28 - Slide
timer
1:00
Slide 29 - Slide
welke naamval is τοῖς ἀδελφοῖς?
A
dativus
B
accusativus
C
nominativus
D
genitivus
Slide 30 - Quiz
Hoe vertaal je τοῦ τέκνου?
A
aan/voor het kind
B
met/door het kind
C
van het kind
D
de kinderen (ow/lv)
Slide 31 - Quiz
Hoe vertaal je τῃ ἀδελφῃ?
A
van de zus
B
aan/voor de zus
C
de zus (lv)
D
de zus (ow)
Slide 32 - Quiz
Gemengde verbuiging Grieks
nominativus én genitivus leren
genitivus eindigt op -ος, genitivus zonder uitgang = stam
LET OP: nom meervoud = ες, accusativus meervoud = ας
lidwoorden gaan wel volgens gewone verbuiging
Slide 33 - Slide
timer
1:00
Slide 34 - Slide
Welke naamval is altijd hetzelfde als de nominativus bij onzijdige woorden?
A
genitivus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus
Slide 35 - Quiz
Hoe vertaal je δαίμονα?
A
de godheid (ow)
B
de godheid (lv)
C
de godheden (ow)
D
de godheden (lv)
Slide 36 - Quiz
Hoe vertaal je σωματων?
A
met/door de lichamen
B
van het lichaam
C
de lichamen (ow)
D
van de lichamen
Slide 37 - Quiz
More lessons like this
Pallas les 8 het imperfectum
January 2024
- Lesson with
20 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Pallas les 8 het imperfectum
November 2023
- Lesson with
25 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
ARGO 3.8 Imperfectum
June 2023
- Lesson with
17 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Pallas les 8 het imperfectum
June 2020
- Lesson with
34 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2022-03-29 Grieks G2
March 2022
- Lesson with
10 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
sigmatische aoristus (argo les 17)
November 2022
- Lesson with
32 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
2022-03-25 Grieks G2
March 2022
- Lesson with
16 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2GT Grieks 21-6 Sigmatische aoristus en tekst 16
May 2021
- Lesson with
16 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1