Herhaling hoofdstuk 2

Economieles 11 januari
Herhaling paragraaf 4
& herhaling heel hoofdstuk

Boek + schrift + rekenmachine 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Economieles 11 januari
Herhaling paragraaf 4
& herhaling heel hoofdstuk

Boek + schrift + rekenmachine 

Slide 1 - Slide

Programma
Terugblik vorige lessen
voorbereiden.
Testje met herhalingsvragen 
voorbereiden

Slide 2 - Slide

Vorige les
-100P +250 = 100P - 50
Op de plek van P 1,5 invullen
Qv = -100 * 1,5 + 250 = 100. 
Qa = 100*1,5 - 50 = 100. 

Bij een prijs van 1,5 en 
hoeveelheid van 100 is de 
markt in evenwicht

Slide 3 - Slide

Doelen 2.4
De 4 verschillende marktvormen kunnen onderscheiden en herkennen
Monopolie, Oligopolie, Monopolistische concurrentie & Volkomen concurrentie
Je kent en herkent de begrippen Concurrentie, kartel, prijzenoorlog, marktaandeel, homogeen & heterogeen product. 

Slide 4 - Slide

Concurrentie
Van concurrentie is sprake als er andere aanbieders zijn die een vergelijkbaar product aanbieden

Slide 5 - Slide

Verschillende markten.
Er zijn 4 soorten markten die we onderscheiden. Het onderscheid wordt gemaakt door het aantal aanbieders op een markt.

Slide 6 - Slide

Zijn de Albert Heijn en de Jumbo elkaars concurrenten?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Als er op een markt slechts 1 aanbieder is, dan praten we van een...
A
Monopolie
B
Oligopoli

Slide 8 - Quiz

Oligopolie
Je praat van oligopolie als er slechts een paar aanbieders zijn in een markt. Voorbeeld is bijvoorbeeld de zorgverzekeraars in Nederland. Want 90% van de mensen is verzekerd bij een van de vier grootste verzekeraars.

Slide 9 - Slide

In een oligopolie kan een prijzenoorlog ontstaan. Leg in je eigen woorden uit wat er dan gebeurd?

Slide 10 - Open question

Kartelvorming
Het tegenovergestelde van een prijzenoorlog is kartel vorming. Bedrijven maken dan stiekem onderling prijsafspraken. Dit is verboden.

Slide 11 - Slide

Veel concurrentie
Van veel concurrentie is sprake als er veel aanbieders zijn die een vergelijkbaar product aanbieden. We onderscheiden:
  • Monopolistische concurrentie; product is hetzelfde, maar de kwaliteit is steeds anders, we praten van heterogene producten
  • Volkomen concurrentie; geen verschil in product, we praten van homogene producten

Slide 12 - Slide

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 13 - Slide

Nu
laatste vragen stellen.
voorbereiden toets volgende week.
samenvatten, opgaven opnieuw maken

Slide 14 - Slide

timer
0:30
Monopolie
Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie
Er is slechts 1 aanbieder op de markt
In deze markt zijn veel aanbieders met geen verschil in kwaliteit van het product
In deze marktzijn veel aanbieders met verschil in kwaliteit van het product
Er zijn een paar aanbieders in de markt

Slide 15 - Drag question

Sleep naar de juiste definitie
Vraagoverschot
Aanbodoverschot
Er is meer aanbod dan vraag
Er is meer vraag dan aanbod

Slide 16 - Drag question

Sleep naar de juiste definitie
Vraagoverschot
Aanbodoverschot
De prijs zal stijgen
De prijs zal dalen

Slide 17 - Drag question

Beschrijf in eigen woorden wat marktmechanisme is

Slide 18 - Open question

De totale opbrengst bereken je
A
TO x TK
B
TO - TK
C
TO + TK
D
p x q

Slide 19 - Quiz

Om de totale winst (TW) te berekenen doe je het volgende:
A
TO - TK
B
TK - TO
C
TO = TK
D
TO / TK

Slide 20 - Quiz

Wat is de formule van TK?
A
TK = P*Q
B
TK=TW-TO
C
TK=TCK+TVK
D
TK=TCK-TVK

Slide 21 - Quiz

TO = 10q en TK =5q +300
Bereken het resultaat bij q=50, q=100 en q=200

Slide 22 - Open question

Terugblik op doelen
Marktvormen
Concurrentie
Kartel
Herhaling hoofdstuk 2


Slide 23 - Slide

Huiswerk


Maken/nakijken/verbeteren zelftest op blz. 71
Start volgende les een foto uploaden 

'MAAR MN SCHRIFT LIGT NOG THUIS'

Slide 24 - Slide