Nevenschikkende voegwoorden - Samenhang in Zinnen

Nevenschikkende voegwoorden - Samenhang in Zinnen
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nevenschikkende voegwoorden - Samenhang in Zinnen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les zul je in staat zijn om nevenschikkende voegwoorden te gebruiken om zinnen samen te voegen.

Slide 2 - Slide

Deze dia introduceert de leerdoelen van de les.
Wat weet je al over nevenschikkende voegwoorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn nevenschikkende voegwoorden?
Nevenschikkende voegwoorden worden gebruikt om twee of meer onafhankelijke zinnen met elkaar te verbinden.

Slide 4 - Slide

Deze dia legt uit wat nevenschikkende voegwoorden zijn en hun functie.
Voorbeelden van nevenschikkende voegwoorden
En, maar, of, want, dus

Slide 5 - Slide

Deze dia geeft voorbeelden van nevenschikkende voegwoorden die in de les zullen worden behandeld.
En als nevenschikkend voegwoord
Ik hou van appels, en mijn zus houdt van peren.

Slide 6 - Slide

Deze dia illustreert het gebruik van 'en' als nevenschikkend voegwoord.
Maar als nevenschikkend voegwoord
Het regent buiten, maar ik moet nog naar de supermarkt.

Slide 7 - Slide

Deze dia illustreert het gebruik van 'maar' als nevenschikkend voegwoord.
Of als nevenschikkend voegwoord
Wil je thee of koffie?

Slide 8 - Slide

Deze dia illustreert het gebruik van 'of' als nevenschikkend voegwoord.
Oefenen met zinnen afmaken
Maak de zin af: Ik wil graag een hamburger ___, maar ik eet geen vlees.

Slide 9 - Slide

Laat studenten de zin afmaken en gebruik hierbij het nevenschikkend voegwoord 'eten'. Bespreek de antwoorden in de klas.
Oefenen met zinnen afmaken
Maak de zin af: Ik moet vroeg opstaan ___, want ik heb een afspraak om 9 uur.

Slide 10 - Slide

Laat studenten de zin afmaken en gebruik hierbij het nevenschikkend voegwoord 'omdat'. Bespreek de antwoorden in de klas.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.