Grammatica samengestelde zin

Enkelvoudige zin
- Eén persoonsvorm
- Eén onderwerp
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Enkelvoudige zin
- Eén persoonsvorm
- Eén onderwerp

Slide 1 - Slide

Samengestelde zin
- Twee of meer persoonsvormen
- Twee of meer onderwerpen

- Twee hoofdzinnen 
- Hoofdzin en een bijzin

Slide 2 - Slide

Hoofdzin
- Persoonsvorm en onderwerp naast elkaar
- Geen ander woord tussen

Slide 3 - Slide

Bijzin
- Onderwerp en persoonsvorm uit elkaar
- Een woord of meerdere woorden tussen

Slide 4 - Slide

Jip wil niet naar school vandaag.
Hij wil liever gamen.

Slide 5 - Slide

Voegwoord

Slide 6 - Slide

Jip wil niet naar school vandaag, want hij wil liever gamen.
Twee hoofdzinnen

Slide 7 - Slide

Hoewel Joost sorry zei, bleef Eline boos op hem.

Slide 8 - Slide

Hoewel Joost sorry zei.
Bijzin

Slide 9 - Slide

Bleef Eline boos op hem.
Hoofdzin

Slide 10 - Slide

Joost zei sorry. Eline bleef boos op hem.
Twee hoofdzinnen.

Slide 11 - Slide

Een samengestelde zin heeft minimaal twee onderwerpen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

"Koen heeft zijn huiswerk niet gemaakt, omdat hij ziek was."
Deze zin bestaat uit:
A
Twee hoofdzinnen
B
Twee bijzinnen
C
Twee samengestelde zinnen
D
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 13 - Quiz

"Terwijl Joep aan het koken was, dekte zijn moeder de tafel."
Deze zin bestaat uit:
A
Twee hoofdzinnen
B
Twee bijzinnen
C
Een hoofdzin en een bijzin
D
Twee samengestelde zinnen

Slide 14 - Quiz

In een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm niet altijd naast elkaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Tot zover de samengestelde zin
Huiswerk

Slide 16 - Slide