1B DO 8 februari 3.4 deel 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Na 2 min zit je:

Stil op je plaats, met boeken, 

schrift, agenda en pennen

op tafel. 

NOG NIET JE 

CHROMEBOOK STARTEN

TOETS donderdag = verzet tot na de vakantie

Want:

Te veel mensen maken hun huiswerk niet of niet volledig. 

Zo leer je te weinig en te langzaam. Ik moet de toets nu uitstellen. 

Complimenten voor wie het wel maken en zich goed inzetten!

Het huiswerk voor vandaag was:

H 3.7 --> opdracht 7 t/m 12 (had woensdag al af moeten zijn)

H 3.8 --> opdracht 1 t/m 12 (had donderdag al af moeten zijn)

H 3.4 --> opdracht 1 t/m 8 (huiswerk voor vandaag)

Iets niet maken betekent inhalen. Dus dan heb je extra werk te doen!

Morgen om 8u kom je bij mij je huiswerk afmaken, dan kan ik je ook helpen als dat nodig is.

Ik meld dit bij jullie ouders - het is echt omdat ik wil dat je de stof beheerst!

Rayan R

Israe

Aya

Leyla

Michael

Asan
Zayd 

Wat gaan we vandaag doen

15 minuten luisteren - 25 minuten werken

10 minuten ontspannen

Herhalen stof H3.8 (uitleg en quizz)	15 minuten
Zelfstandig werken	25 minuten
Lesafsluiting	5 minuten

Welke vragen gebruik je om een tekst te schrijven?

1. 5H1W
2. 5W1H
3. 5W1A

Uit welke onderdelen bestaat een verslag?

1. Titel, inleiding en kern
2. Titel en de kern
3. Inleiding, kern en slot
4. Titel, inleiding, kern en slot,

Waarop moet je vooral letten bij de inleiding van een verslag?

1. dat je de aandacht trekt van degene die jouw verslag zal lezen
2. dat je vertelt waar, wanneer en waarom het verhaal is gebeurd
3. dat je de juiste leestekens en afsluiting plaatst.
4. dat de verwijswoorden goed zijn gebruikt in je inleiding

In welke tijd schrijf je een verslag?

1. Verleden tijd
2. Tegenwoordige tijd

In welke alinea schrijf je bij een verslag waar het verslag over gaat?

1. 1e alinea inleiding
2. 2e alinea kern
3. 3e alinea kern
4. 4e alinea slot

Wat is geen verwijswoord?

1. de
2. deze
3. het
4. dat

Voorbeelden van verwijswoorden zijn...

1. Waarom, zoals, soms...
2. Hij, zij, het, die...

Bij een verslag staan alle gebeurtenissen in de juiste volgorde

1. Niet waar
2. Waar

Wat zijn verwijswoorden?

1. Een woord dat een schuldige aanwijst.
2. Een groepje woorden.
3. Een woord dat verwijst naar een ander woord of stukje tekst.
4. Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken.

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 

Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

WAAROM gebruik je verwijswoorden in een tekst?

1. Om de zinnen korter te maken
2. Om de zinnen afwisselender te maken
3. Omdat ze tekstverbanden aangeven

Aan de slag met je chromebook

Maak opdracht H3.4 opdracht 1 t/m 12

Dit is huiswerk voor morgen. 

(dus niet dan nog moeten maken, om 8u moet je ander werk inhalen)

Klaar? Start met H3.9

Stappen zinsdelen benoemen:

1. Zoek het wg. Dat is de pv + alle werkwoorden in een zin. Zet er haakjes omheen en schrijf er pv/wg en wg boven. 

2. Zoek het o. Dat doe je door de vraag: wie/wat + wg? Zet er haakjes omheen en schrijf er o boven.

2. Zoek het lv. Dat doe je door de vraag wie/wat + o + wg? Zet er haakjes omheen en schrijf er lv boven. 

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?
• Wat is het huiswerk voor maandag?
• Morgen: tekstlab