Luisteren en verduidelijken

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2Leerroute 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Spreken, kijken, luisteren
Wat bedoelt de spreker (jouw baas, bazin, bedrijfsleider, coach)?

Slide 2 - Slide

Sprekersbedoelingen
                            De reden waarom iemand iets zegt:
Aanvulling geven.   daar komt nog bij....
Conclusie trekken.  je kunt dus zeggen.....
Correctie geven.       je vergeet nu te noemen dat....
Mening geven.          ik vind dat....
Vermoeden uitspreken.   ik denk dat...
Samenvatting geven.      kortom......

Slide 3 - Slide

meerdere bedoelingen met één zin
Let op: De zinnen lijken hetzelfde, maar.......

1 Dus je houdt niet van sla (beslist gezegd): conclusie trekken.
2 Dus je houdt niet van sla? (vragend uitgesproken): verduidelijking vragen.
3 Dus daarom houd jij niet van sla! (met een lach gezegd): kan een grapje zijn.

Slide 4 - Slide

Oefening
We bekijken het filmpje helemaal.
Daarna krijg je per fragment een vraag

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De presentator vraagt:
"Wat is er nog meer veranderd?"
Wat is zijn sprekersbedoeling?
A
een aanvulling vragen
B
een verduidelijking vragen
C
nieuwe informatie vragen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Mind map

De kok zegt:
‘Aan wie gaan we die aanbieden’ tegen het meisje in de keuken.
Wat is zijn sprekersbedoeling?
A
haar aansporen om het broodje weg te geven
B
haar om informatie vragen
C
structuur aan het gesprek geven

Slide 9 - Quiz

Wat is de sprekersbedoeling van het meisje in de kantine ?
A
een verbetering aangeven
B
een mening geven
C
een samenvatting geven

Slide 10 - Quiz

Eddy begint met: ‘Zo, snoepje jongens? Dit …’.
Wat is zijn sprekersbedoeling?
A
een conclusie trekken
B
een correctie geven
C
structuur aan het gesprek geven

Slide 11 - Quiz

Oefening
"Broodje gezond"
Maak aantekeningen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Wat is de hoofdvraag van Broodje gezond?
A
Waarom is het belangrijk om biologische groenten te eten
B
wat zijn biologische groenten
C
zijn biologische groente gezonder dan gewone groenten

Slide 14 - Quiz

Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking eet biologisch voedsel?
A
5%, maar dat wordt steeds meer
B
10%, maar dat wordt steeds minder
C
15% en dat blijft gelijk

Slide 15 - Quiz

Waaraan merk je volgens Wijnand Sukkel vooral het verschil tussen biologisch en niet-biologisch?
A
Biologische en niet-biologische groenten zien er heel anders uit
B
de geur van biologische en niet-biologische groenten verschilt sterk
C
vooral aan dat wat je niet kunt zien

Slide 16 - Quiz

Moet je biologische groente eten om genoeg antioxidanten binnen te krijgen?
A
Ja, in gewone groenten zitten er te weinig
B
Ja, in gewone groenten zitten er geen
C
nee, in gewone groente zitten er genoeg

Slide 17 - Quiz

Wat is het nut van antioxidanten?
A
ze kunnen op de lange termijn kanker voorkomen
B
ze kunnen vrije radicalen aanmaken
C
ze voorkomen dat je te dik wordt

Slide 18 - Quiz

opdracht/huiswerk
Maak online van 3.6 opdracht 10

Slide 19 - Slide