Nieuw Nederlands hst 1 woordenschat

Woordenschat H1 


opdracht 1 tm 4
Herhaling: Wat is een synoniem?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat H1 


opdracht 1 tm 4
Herhaling: Wat is een synoniem?

Slide 1 - Slide

Wat is een synoniem voor roddelen?
A
praten
B
kwaadspreken
C
zingen
D
vrouwen die praten

Slide 2 - Quiz

Wat is een synoniem voor bonje?
A
bonte kleuren
B
vijf euro
C
ruzie
D
een kleine bon

Slide 3 - Quiz

Wat is een synoniem voor oprecht?
A
goed
B
niet scheef
C
iemand die rechten studeert
D
eerlijk

Slide 4 - Quiz

Wat is een synoniem voor gunstig?
A
voordelig
B
iets voor iemand anders doen
C
aardig
D
boos

Slide 5 - Quiz

recent is ...
A
onlangs
B
afwezig
C
aanwezig
D
kortgeleden

Slide 6 - Quiz

Recent

De recente ontwikkeling is niet goed.
A
toekomstig
B
pas geleden, onlangs
C
lang geleden
D
nooit

Slide 7 - Quiz

Ik hoop dat jullie amicaal met elkaar omgaan. Synoniem voor amicaal is
A
gezellig
B
vriendschappelijk
C
veel
D
opdringerig

Slide 8 - Quiz

Huiswerk controleren.
Opdracht 2

 1 recent: onlangs

2 fysiek: lichamelijk

3 effect: gevolg 

4 verwantschap: band

5 verzot:dol

6 ruïneerde: vernielde

7 zich bekommerden om: zorgden goed voor

8 souterrain: kelderverdieping

9 lokale: plaatselijke

10 documentaire: filmverslag



Slide 9 - Slide

Opdracht 3


a. kommer en kwel

b. van haver tot gort

c. schots en scheef

d. pracht en praal

e. kant nog wal

f.nooit of te nimmer 



g. bont en blauw

h. voor galg en rad

i. in kannen en kruiken

j. in vuur en vlam

k. naar eer en geweten

l. pais en vrede

Slide 10 - Slide

Opdracht 4.


1. bejegenen - behandelen

2. analyseerde - onderzocht

3. duo's - tweetallen

4. verbroedert - verbindt

5. experimenteren - proeven

6. sympathieker - aardiger

7. relaties - verhoudingen

8. beleid- aanpas



9. bevreesd - bang

10. insteek - aanpak

Slide 11 - Slide

We gaan verder met H2 ...

woordenschat
Maken in tweetallen: opdracht 2 en 3 (moeilijke woorden)

Huiswerk: opdracht 4 (uitdrukkingen)

Slide 12 - Slide