Presentatie Nederlands 4h

Leen woorden en vage woorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leen woorden en vage woorden

Slide 1 - Slide

Waarom worden leenwoorden gebruikt + herkenning
  • Goede toevoegingen op de taal.
  • Gat vullend.
  • Klank van het woord.
  • Spelling van het woord.
  • Vertalingen op de taal.

Slide 2 - Slide

Wat zijn vage woorden? + voorbeelden
  • Vage werkwoorden zijn vaak onduidelijk
  •  Later
  • Misschien
  • Enzo
  • Te weinig
  • Onvoldoende

Slide 3 - Slide

Wat is er zo slecht aan? + Oplossing
  • Vaak heel vaag
  • Niet overtuigend
  • Mensen krijgen andere ideeën
  • Vervangen
  • Woorden Preciezer plaatsen  

Slide 4 - Slide

Nederlandse woorden
Leenwoorden
spion
file
rivier
kritiek
piramide
kampioen
kliniek

Slide 5 - Drag question

Is deze zin vaag?

Later, als de vakantie voorbij is, kan ik weer al mijn vrienden zien.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Is deze zin vaag?

Nu ik mijn vwo-diploma heb, kan ik later mijn studie doen.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Is deze zin vaag?

Ik stuur haar later wel een mailtje met mijn antwoord.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Waar zorgen vage woorden voor?
A
Onleesbare teksten
B
Niet overtuigend
C
Onduidelijk

Slide 9 - Quiz

lastige woordparen

Slide 10 - Slide

Wat zijn woordparen + voorbeeld
  • Woordparen zijn twee woorden die, formeel of semantisch, nauw met elkaar verbonden zijn. 
  • dan/als
  • hun/hen
  • schijnbaar/blijkbaar
  • mits/tenzij

Slide 11 - Slide

Uitleg
als/dan
Als wordt gebruikt na de vergrotende trap.
Dan wordt gebruikt na een vergelijking.

te denken aan/te wijten aan
Postitxief gevolg van een menselijke handeling.
Negatief gevolg van een menselijke handeling.



Slide 12 - Slide

Mijn broer is ouder dan ik ben.
Mijn broer is ouder als ik ben.
A
dan
B
als

Slide 13 - Quiz

Ik ben gezakt voor mijn examen dat heb ik ...... aan mijn werkhouding

Slide 14 - Open question

Welke is fout?
A
Dat is een hele goeie keuze.
B
Dat zijn heel veel Pepernoten.
C
Het glas is nog heel.
D
Wil je een hele appel?

Slide 15 - Quiz