Woordenschat Thema 4 les 11 a+b

Woordenschat Thema 4 les 11a+b
Doel: Herhalen van de themawoorden.
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat Thema 4 les 11a+b
Doel: Herhalen van de themawoorden.

Slide 1 - Slide

Wat is de betekenis van
De afname
A
Minder of kleiner worden
B
Slanker worden
C
Minder salaris krijgen
D
Iets weghalen

Slide 2 - Quiz

Iets is zo boeiend dat je er de hele tijd naar blijft kijken
A
Je ogen vallen uit je hoofd.
B
Ergens je ogen niet van af kunnen houden.
C
Je ogen zijn zo mooi.
D
Ergens je oog op laten vallen.

Slide 3 - Quiz

Wat betekent intens?

Slide 4 - Open question

Verliefd

Slide 5 - Mind map

Wat is het tegenovergestelde van de afname?

Slide 6 - Open question

Wat betekent het sjabloon?
A
Een programma op de computer om spelling mee te oefenen.
B
Een bord om van te eten
C
Iets wat mensen zingen tijdens carnaval.
D
Een vorm of tekening die bedoeld is om vaker te gebruiken.

Slide 7 - Quiz

Wat betekent verschaffen?
A
Ervoor zorgen dat iemand iets krijgt.
B
Iets kopen
C
Eten tijdens de lunchpauze
D
Iets goed kunnen

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
Eregens in verzeils raken.

Slide 9 - Open question

Iemand versieren

Slide 10 - Mind map

Wat betekent inclusief?
A
Wat er niet bij hoort.
B
Het is gratis.
C
Het niet zeker weten.
D
Wat erbij hoort.

Slide 11 - Quiz

Wat is verlangen naar iets?
A
Ergens niets om geven.
B
Het kost veel moeite.
C
Smachten naar.
D
Meer, of groter worden.

Slide 12 - Quiz

Tot de volgende keer!

Slide 13 - Slide