M2 P3 week 12 les 2 2C / week 13 les 1 2B Grammatica VZV

Welkom klas
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom klas
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Slide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag
Voorzetselvoorwerp

Slide 3 - Slide

Te behandelen grammatica Kern P3

H5 Taalkundig ontleden (ZN LW BVN VZ VNW (pers, bez, aanw) WW): behandeld
H6 Bijwoord en telwoord TO: 1 t/m 3 gemaakt
H19 Redekundig ontleden PV OW WG LV MV BWB: behandeld
H33 Werkwoorden herkennen: behandeld
H34 Naamwoordelijk gezegde RO: behandeld
H47 Voorzetselvoorwerp RO
H61 Samengestelde zinnen
H62 Voegwoorden
H75 Bijvoeglijke bepaling RO: week 12 les 2

Slide 4 - Slide

Lesdoelen

Je leert hoe je een voorzetselvoorwerp herkent in een zin. 


Slide 5 - Slide

Herhaling vorige les
Naamwoordelijk gezegde NG

Slide 6 - Slide

Koppelwerkwoorden
ZWaBBeLS
zijn - worden - blijven 
 blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde NG
Wat + PV + OW + overige werkwoorden = NG

NG: bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel

ALS ER EEN NG IN EEN ZIN ZIT DAN ZIT ER NOOIT EEN LV IN DE ZIN!!!

Het NG bestaat uit:
1. een werkwoordelijk deel (alle werkwoorden in de zin, waarvan 1 is een koppelwerkwoord is)
2. een naamwoordelijk deel (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap aan het onderwerp koppelt).


Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Eigenschappen koppelen we aan mensen/dieren/dingen met een koppelwerkwoord.

Het koppelwerkwoord ZIJN is het bekendste. 
Namelijk: wij zijn iets of Bram is iets.

Koppelwerkwoorden:
zijn worden blijven blijken lijken schijnen (heten dunken voorkomen)

Slide 9 - Slide




WG (zinnen met een zelfstandig werkwoord)
Zegt wat iemand of iets doet.

Die jongen heeft gesport.
• OW die jongen
• ZWW gesport
• HWW heeft
  • WG heeft gesport



NG (zinnen met een koppelwerkwoord)
Zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).

Die jongen is sportief.
• OW die jongen
• Met een NG wordt aan jou vertelt wat het onderwerp IS.
• Die jongen is sportief.
• KWW is
• NG is sportief (WWD is / NWD sportief)

Bram lijkt me verslaafd aan gamen: verslaafd lijken is net als verslaafd zijn en dat is iets zijn, namelijk verslaafd aan gamen. Bram is hier iets.


Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Slide

Uitleg voorzetselvoorwerp

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Nakijken
H34 opdracht 1 t/m 4
Volgende les nakijken H34 opdracht 2 vanaf e en opdracht 3 en 4. 
Ook betoog bespreken

Slide 14 - Slide

Huiswerk
H34 opdracht 2 t/m 4

H47 maken opdracht 1 t/m 3

Slide 15 - Slide

Aan de slag: keuze

    Jullie mogen met de po aan de slag. 
    Of
    Je gaat aan de slag met je huiswerk.
    Of
    Je maakt een kleurplaat woordsoorten.

    Hoe? Met je duo en zachtjes pratend. 

    Slide 16 - Slide


    Is de opdracht duidelijk?

    Slide 17 - Slide

    Volgende les


    Samengestelde zinnen

    Slide 18 - Slide

    Zijn voor jou de lesdoelen behaald

    Je weet hoe je een voorzetselvoorwerp herkent in een zin. 

    Slide 19 - Slide

    Hoe ging deze les?
    Wat heb je geleerd vandaag?

    Wat vond je leuk aan deze les? 

    Heeft iemand vragen?

    Slide 20 - Slide

    Fijne dag 
    &
    tot de volgende keer!

    Slide 21 - Slide