15.5 Populaties

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Examenvragen (2011)
Vanaf 1900 nam het aantal grutto’s in ons land toe.
Enkele factoren die hierbij een rol gespeeld hebben zijn:
- 1  het grondwaterpeil
- 2  stalmest
- 3  grasland
 1. Welk van deze factoren is of welke zijn biotisch?


2. Teken het voedselweb van de in de tekst genoemde organismen.
3. Geef met pijlen de richting van de energiestroom tussen de organismen aan. 

Slide 2 - Slide

Waarom kunnen deze soorten toch naast elkaar leven? (allebei herbivoren & consument van de .... orde

Slide 3 - Slide

Habitat en niche
Habitat:
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren (een aanwijsbare plek)

Niche:
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de habitat beïnvloedt. (rol/functie)

Slide 4 - Slide

Door verschillen in niche kunnen verschillende soorten samenleven in dezelfde habitat.

Slide 5 - Slide

DOEL
Je kunt in een gegeven situatie beargumenteren hoe verschillende factoren bijdragen aan populatiegroei (of afname)

Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

BALANS
Populatiegroei = (geboorte-sterfte) + (immigratie - emigratie)

i= in
e=exit

Hoe zijn deze begrippen van toepassing op het vorige filmpje?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Geef een biotische factor en een abiotische factor die invloed hebben op het geboortecijfer

Slide 10 - Open question

Geboortecijfer
populatiegrootte
voedselbeschikbaarheid
soort

Slide 11 - Slide

Geef een biotische factor en een abiotische factor die invloed hebben op het sterftecijfer

Slide 12 - Open question

Sterftecijfer
biotisch
predatie
ziekte
voedseltekort

abiotisch
droogte
hitte/kou

Slide 13 - Slide

DOEL
Je kunt in een gegeven situatie beargumenteren wat de beste methode is om een populatiegrootte te bepalen. Je kunt de volgende methoden toepassen: Tellen, Steekproef, Vangen-Merken-Terugvangen

Slide 14 - Slide

Hoe bepaal jij het aantal gnoe's?

Slide 15 - Slide

Tellen of steekproef?
Tellen:
Weinig individuen en makkelijk te zien

Steekproef:
Veel individuen en homogeen verdeeld

Slide 16 - Slide

0

Slide 17 - Video

Vangen-merken-terugvangen
  1. Vang en merk een deel van de populatie
  2. Geef dieren tijd om zich opnieuw te verdelen
  3. Vang een deel van de populatie en tel de gemerkte dieren

Aanname:
verhouding gemerkt/ongemerkt is bij de 2e vangst gelijk aan de verhouding in de totale populatie

Slide 18 - Slide

Samen een voorbeeld uitwerken
Met de volgende berekening is het totaal aantal spitsmuizen in dat gebied te bepalen: x : y = o : g.
x = de onbekende populatiegrootte
y = het aantal gemerkte dieren
o = aantal dieren dat de tweede keer is gevangen en 
g = het aantal teruggevangen gemerkte dieren.

Makkelijker is om x =  (y * o) / g

Dus: onbekende populatiegrootte = (aantal gemerkte dieren * aantal dieren 2e vangst) / aantal 
                                                                                                                                    teruggevangen gemerkte dieren

Slide 19 - Slide

Een havo 5 leerling op het Ichthus College wil weten hoeveel eerstejaars er in de school zijn. Hij beschiet er 25 met watervaste verf. De leerling vraagt een groepje medeleerlingen om een dag later eerstejaars te zoeken. Van de 20 leerlingen die ze vinden hadden er 2 een verfvlek. Bereken de grootte van de eerstejaars populatie.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Link

In de praktijk blijkt dat de telling van de havo 5 leerling niet helemaal klopt met de werkelijkheid. De leerlingen die de eerste keer geraakt werden door de verf blijken zich veel meer te verstoppen en zijn dus moeilijker terug te vangen. Is er in de berekening van de havo-5 leerling een overschatting of onderschatting van het werkelijk aantal eerstejaars geweest?

Slide 22 - Open question

Samenvattend
Als gemerkte dieren gemakkelijker terug te vangen zijn de tweede keer, dan zal er sprake zijn van een onderschatting

Als gemerkte dieren moeilijker terug te vangen zijn de tweede keer, dan zal er sprake zijn van een overschatting

Slide 23 - Slide

Inzichtsvraag. Bij de eerste vangst tweedejaars leerlingen zijn er 30 gemerkt met verf. Bij de twee vangst waren er wederom 30 tweedejaars leerlingen. Er zijn op school 150 tweedejaars leerlingen. Hoeveel leerlingen moeten er gemerkt met verf zijn geweest bij de tweede vangst?

Slide 24 - Open question

Korstmossen
Hoewel de naam korstmos suggereert dat het om één soort organisme gaat, is dat niet het geval. In een korstmos leven twee verschillende soorten organismen samen. De samenlevende organismen zijn een schimmel en een alg (= eencellige groene plant). Zij zijn behoorlijk afhankelijk van elkaar. De schimmel bijvoorbeeld komt zónder de alg veel minder goed tot sporenvorming (voortplanting) dan mét de alg.
21a. Hoe wordt een dergelijke vorm van samenleven genoemd?
b. Hier wordt een voordeel genoemd dat de schimmel heeft bij deze samenlevingsvorm. Noem nu een voordeel voor de alg.
c. Korstmossen komen veel voor op boomschors, maar onttrekken aan die schors geen stoffen. Hoe wordt een dergelijke samenlevingsvorm genoemd?




timer
5:00

Slide 25 - Slide