3. Van genotype naar fenotype (3HA)

Welkom!
Ga rustig zitten, log alvast in op deze LessonUp.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig zitten, log alvast in op deze LessonUp.

Slide 1 - Slide

Hoe kan het dat bruinogige ouders een kind kunnen krijgen met blauwe ogen?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je...
  • uitleggen waarom een individu eigenschappen kan hebben die de ouders niet hebben;
  • een genotype noteren en het bijpassende fenotype identificeren.

Slide 3 - Slide

Planning
  • Herhalen vorige les: mitose en meiose
  • Uitleg: van genotype naar fenotype
  • Uitleg: noteren genotype en kruisingen
  • Zelfstandig opdrachten maken
  • Samen afsluiten

Slide 4 - Slide

mitose en meiose
  • Huiswerk vorige les...
  • Opdracht: leg de kaarten op de juiste volgorde (in tweetallen)
  • Je hebt hier 5 minuten voor
  • Laat het controleren als je klaar bent

Slide 5 - Slide

Van genotype naar fenotype

Slide 6 - Slide

Het genotype wordt bepaald door...
A
Alleen het DNA
B
Alleen het milieu (omgeving)
C
Zowel het DNA als milieu

Slide 7 - Quiz

Hoe komt het dat je chromosomen in paren hebt? (twee chromosomen met dezelfde eigenschappen)

Slide 8 - Open question

homologe chromosomen; genen en allelen

Slide 9 - Slide

homozygoot / heterozygoot

Slide 10 - Slide

homozygoot / heterozygoot

Slide 11 - Slide

homozygoot / heterozygoot

Slide 12 - Slide

dominant of recessief
  • Allelen kunnen dominant of recessief zijn. 
  • Dominante allelen komen altijd tot uiting.
  • In heterozygote (van beide één) individuen komt het dominante allel tot uiting en wordt het recessieve allel onderdrukt.

Slide 13 - Slide

Donker haar is dominant over licht haar. Iemand met twee allelen voor licht haar heeft van nature:
A
licht haar
B
donker haar

Slide 14 - Quiz

De haarkleur van de persoon uit de vorige vraag is het...
A
genotype
B
fenotype

Slide 15 - Quiz

devices mogen weg, pak een aantekeningenschrift en een pen/potlood erbij

Slide 16 - Slide

genotypen noteren
  • Hoofdletter: dominante allel 
  • Kleine letter: recessieve allel

(gebruik letters waarbij de hoofdletter en kleine letter verschillen!)


Slide 17 - Slide

homozygoot / heterozygoot
dominant / recessief
BB: homozygoot dominant
bb: homozygoot recessief
Bb: heterozygoot

Slide 18 - Slide

van genotype naar fenotype
A = bruin haar
a = zwart haar
B = kort haar
b = lang haar

Schrijf alle mogelijke genotypen op!

Slide 19 - Slide

van genotype naar fenotype
A = bruin haar
a = zwart haar
B = lang haar
b = kort haar

Schrijf alle mogelijke genotypen op!
AABB, AaBb, AABb, AaBB

Slide 20 - Slide

Bruin = B
blauw = b

Slide 21 - Slide

Bruin = B
blauw = b

1: bb
2: Bb
3: Bb

Slide 22 - Slide

een kruisingsschema maken
  • Als je de allelen van de moeder en vader in een tabel zet, kun je voorspellen welke combinaties er allemaal mogelijk zijn voor de kinderen.
  • Je kunt de kans op een bepaalde genotype / fenotype bepalen.

Slide 23 - Slide

Kruisingsschema opdracht
Bij paarden is bruine vacht dominant over zwarte vacht. Een zwarte merrie wordt gekruist met een homozygote bruine hengst.

a) geeft de genotypen van de merrie en hengst



bruin = B
zwart = b
?
?
?
?

Slide 24 - Slide

Kruisingsschema opdracht
Bij paarden is bruine vacht dominant over zwarte vacht. Een zwarte merrie wordt gekruist met een homozygote bruine hengst.

b) vul het kruisingsschema in
c) hoeveel procent kans is er op een zwart veulen?
d) hoeveel procent kans is er op een bruin veulen?


bruin = B
zwart = b
B
B
b
b

Slide 25 - Slide

Kruisingsschema opdracht
Bij paarden is bruine vacht dominant over zwarte vacht. Een zwarte merrie wordt gekruist met een homozygote bruine hengst.

b) vul het kruisingsschema in
c) hoeveel procent kans is er op een zwart veulen?
d) hoeveel procent kans is er op een bruin veulen?

Bb = bruin = 100% kans op een bruin veulen

bruin = B
zwart = b
B
B
b
Bb
Bb
b
Bb
Bb

Slide 26 - Slide

Nog een kruising

Slide 27 - Slide

Nog een kruising
G = losse oorlel
g = vaste oorlel
 
a) moeder: gg
     kind: Gg
b) heterozygoot
c) homozygoot
d) Gg of GG

Slide 28 - Slide

Aan de slag!
Ga zelfstandig bezig met de opdrachten.

Slide 29 - Slide

Hoe kan het dat bruinogige ouders een kind kunnen krijgen met blauwe ogen?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video