taal

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald
C
betelen
D
idk
1 / 19
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald
C
betelen
D
idk

Slide 1 - Quiz

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
onpersoonlijke voornaamwoorden
D
eigennamen

Slide 2 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Ik heb (schaatsen).

Slide 3 - Open question

Wat is goed?
1 graf
A
2 graaven
B
2 grafen
C
2 graffen
D
2 graven

Slide 4 - Quiz

een kleine hobby is een
A
hobbietje
B
hobbytje
C
hobby'tje
D
hobbitje

Slide 5 - Quiz

Een kleine tosti is een
A
tosti'tje
B
tostietje
C
tostitje
D
tostie'tje

Slide 6 - Quiz

Wat is goed?
A
tweën
B
tweeën
C
twëen
D
tweëen

Slide 7 - Quiz

Wat is juist?
A
vmbo
B
VMBO
C
gmbo
D
Vmbo

Slide 8 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quiz

Ik de volgende zin staan … Lidwoorden
Aan het eind van de avond zien we de zon in de zee zakken.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

In de volgende zin staan … Lidwoorden

Met blote voeten loop ik door het warme zand.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Wat is goed?
A
driën
B
drieën
C
driëen
D
drieëen

Slide 12 - Quiz

Wat is juist?
A
December
B
december

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
A
maandag
B
Maandag

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 16 - Quiz

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
C
lant

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video