4.3 staatsvorming en centralisatie

De tijd van steden en staten is de periode...
A
Van 500 tot 1500
B
Van 500 tot 1000
C
Van 1000 tot 1500
D
van 1500 tot 1600
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De tijd van steden en staten is de periode...
A
Van 500 tot 1500
B
Van 500 tot 1000
C
Van 1000 tot 1500
D
van 1500 tot 1600

Slide 1 - Quiz

Wat was geen oorzaak van de verstedelijking in de Middeleeuwen
A
De Zwarte Dood
B
Einde aan invallen van Vikingen en Noormannen
C
Opleving van de handel
D
Verbeteringen in de landbouw

Slide 2 - Quiz

Nijverheid
Handel
Hanze
Specerijen
Productie van laken 
Ambachts-lieden

Slide 3 - Drag question

Bekijk deze afbeelding goed

Slide 4 - Slide

Wat voor samenlevingstype is hier afgebeeld? Leg uit hoe je dat ziet aan de hand van twee bronelementen.

Slide 5 - Open question

Geef twee voorbeelden van stadsrechten

Slide 6 - Open question

Burgemeesters
Gilde
Schout / Baljuw
Schutterij
Een door de vorst aangestelde rechter
Bescherming van de stad
Samenwerking tussen ambachtslieden
Dagelijks bestuur van de stad

Slide 7 - Drag question

Wat was geen gevolg van de stadsrechten?
A
De adel verloor invloed
B
De adel werd armer
C
De burgers kregen privileges
D
De steden werden zelfstandiger

Slide 8 - Quiz

KA: Het begin van staatsvorming en centralisatie
s


paragraaf 4.3

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de begrippen staatsvorming en centralisatie omschrijven
  • Je kunt uitleggen in welk land staatsvorming het beste is gelukt
  • Je kunt uitleggen in welk land centralisatie het beste is gelukt

Slide 10 - Slide

Centralisatie en staatsvorming
De koning begint zijn land centraal te besturen vanuit één plek, zijn hoofdstad. Dit proces noemen we centralisatie. Deze gebieden werden één land met duidelijke grenzen. Er is sprake van staatsvorming.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

In tweetallen werken
Bedenk per gebied (du-eng-fr-ned) of de centralisatie goed of minder goed gelukt is. Onderbouw dit door
- voor elk land te beredeneren in hoeverre de centralisatie gelukt is, door 
- voor ieder land een argument voor en een argument tegen te geven.
 

Slide 23 - Slide

vragen (4.3); evaluatie - 1
Welke elementen horen bij staatsvorming? Wat zie je vooral en overal terug?
  • - een hoofdstad
  • - overal geldige wetten
  • - overal belasting heffen
  • - een parlement
  • - afspraken met de edelen of goede relatie met de edelen
  • - centrale rechtbank
  • - ambtenaren 
  • - huursoldaten 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

1. Frankrijk
Na het einde van een 100-jarige oorlog tegen Engeland, startte de Franse koning met centralisatie. 
  • Bestuur vanuit Parijs
  • Betaalde ambtenaren en militairen
  • Centrale belastingen
  • Handhaven van de standenmaatschappij

Slide 27 - Slide

Engelse invloed in Frankrijk
ca. 1170
Frankrijk
100-jarige oorlog (1337-1453)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

2. Duitsland
In het Heilig Roomse Rijk
was er géén centralisatie. 
Elke provincie werd bestuurd
door een andere koning, hertog
of graaf. 
De Keizer werd gekozen door de 7
machtigste edellieden. 

Slide 30 - Slide

3. Engeland
Willem de Veroveraar veroverde Engeland en voerde het feodalisme in, maar
  • hield beste stukken land voor zichzelf en
  • hield bezittingen adel bij in Domesday
    book 
  • In 12 eeuw kwam adel in opstand. 
    In Magna Carta werden hun rechten/plichten opgetekend

Slide 31 - Slide

4. De Nederlanden
  • Rond 1430 vallen alle gewesten (provincies) onder 1 vorst
  • Die begint met het instellen van een centraal bestuur in Brussel (Staten-Generaal) 
  • In Gelderland komt 1 centrale rechtbank
  • Desondanks behouden de gewesten veel
    macht. 

Slide 32 - Slide

Welke oorzaak past bij het mislukken van de Duitse staatsvorming?
A
De Duitse koning was afhankelijk van de paus.
B
De Duitse koning was afhankelijk van zijn keurvorsten.
C
De Duitse koning moest macht delen met het parlement.
D
De Duitse koning moest de Magna Carta tekenen.

Slide 33 - Quiz

De Magna Carta is een belangrijke Europees document want...
A
...het doorbrak de macht van de Engelse koning, waardoor het volk macht kreeg.
B
... het doorbrak de macht van Franse koning, waardoor het volk macht kreeg.
C
... het doorbrak de macht van de Duitse koning, waardoor het volk macht kreeg.
D
... het doorbrak de macht van de Bourgondische koning, waardoor het volk meer macht kreeg.

Slide 34 - Quiz