3hv - Les 3 P1 - Perfekt

Duits 
Les 3
(Periode 1)
3hv
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Duits 
Les 3
(Periode 1)
3hv

Slide 1 - Slide

Unterrichtsziele

- je kunt het Perfekt vormen bij zwakke werkwoorden
- je kunt het Perfekt vormen bij sterke werkwoorden

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Wat hebben we nodig?

- een hulpwerkwoord
> haben
> sein
- een voltooid deelwoord

Slide 5 - Slide

Hoe ziet dat er in een zin uit?


Ich ......... im Ausland ................ .
Ich habe im Ausland gewohnt.

Ich .....  in die Türkei ........... .
Ich bin in die Türkei gereist.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat is de juiste vertaling van "jij bent"?
A
du hast
B
du ist
C
du isst
D
du bist

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van "wij zijn"?
A
wir sein
B
wir sind
C
wir seid
D
wir waren

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je: 'jullie hebben?'

Slide 11 - Open question

Hoe vertaal je: 'wij hebben gehad'

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord hören?
A
er hat gehört
B
er hat gehörd

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste wir-vorm in Perfekt van het werkwoord 'glauben'?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'bringen'?
A
er hat gebringt
B
er hat gebracht

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste jullie-vorm in Perfekt van het werkwoord 'gehen'?
A
ihr seid gegehen
B
ihr sind gegehen
C
ihr habt gegangen
D
ihr sein gegangen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Wat is de juiste du-vorm in Perfekt van het werkwoord 'antworten'?

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Zet "Hier passiert nichts." in Perfekt:

Slide 22 - Open question

Zet 'Das interessiert mich." in Perfekt:

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'schwimmen'?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'aussteigen'?
A
er ist ausstiegen
B
er hat ausstiegen
C
er ist ausgestiegen
D
es hat ausgestiegen

Slide 27 - Quiz

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'benutzen'?

Slide 28 - Open question

Zet "Er legt sein Handy weg." in Perfekt:

Slide 29 - Open question

Verwerkingsopdrachten
Havo

Maken: opdr. 8 tot en met 11 + 14 (van Lektion 1)
en opdr. 1, 5, 7 t/m 10 ( van Lektion 2)
Leren: woordjes Lernbox 1 & 2 (Seite 54)
vwo:
maken: opdr. 8 & 11 (Lektion 1) ​
          en opdr. 1, 4 t/m 9 (Lektion 2)
Leren: woordjes Lernbox 1 & 2 (Seite 54)








Slide 30 - Slide