poëzie les 8: Jaren 50 en 60

Poëzie
Doel: ik kan een gedicht analyseren

Doel: ik weet kenmerken van poëzie uit de jaren vijftig en zestig
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Poëzie
Doel: ik kan een gedicht analyseren

Doel: ik weet kenmerken van poëzie uit de jaren vijftig en zestig

Slide 1 - Slide

Startopdracht
Schrijf in korte tijd twee contrasterende gedichten: één absurd en onzinnig, en één realistisch en serieus.

Stap 1: Kies een onderwerp
Je onzingedicht gaat over iets dat niet bestaat. Dit mag een fantasiewezen, een verzonnen plaats of een compleet absurd fenomeen zijn.
Je realistische gedicht gaat over iets concreets en herkenbaars, zoals een herinnering, een persoon, een natuurverschijnsel of een dagelijkse situatie.

Slide 2 - Slide

Startopdracht
Stap 2: Schrijf je gedichten
Onzingedicht: Gebruik rare woorden, verzin eigen taal of speel met klanken. Laat logica los: alles mag!
Bijvoorbeeld: een stad gemaakt van pudding of een wezen dat achteruit praat.
Realistisch gedicht: Gebruik concrete details en zintuiglijke beschrijvingen. Zorg dat de lezer het beeld kan voelen, ruiken, horen of zien.
Bijvoorbeeld: een treinreis op een regenachtige dag of een zomermiddag in de stad.
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

50-60
  • Vijftigers: experimenteren, geen regels. Vaak moeilijk te begrijpen. Geen rijm, geen interpunctie of logica.
  • Dada: Reactie op Eerste Wereldoorlog, in jaren vijftig terug.  
  • Zestigers: ze vormen een reactie op de Vijftigers met hun onbegrijpelijke gedichten. Ze schrijven realistische poëzie, begrijpelijke taal en ready-mades. 

Slide 5 - Slide

Hans Andreus
  • Begrijpelijker dan Vijftigers
  • Liefde, licht en intens leven

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Ida Gerhardt
  • o.a. Lerares in Kampen
  • P.C. Hooftprijs
  • vormvast, symbolische gedichten

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Cees Buddingh
  • Dada, surrealisme
  • Alledaagse werkelijkheid
  • Luchtig, soms melancholisch

Slide 10 - Slide

Bernlef
  • Elementen uit de werkelijkheid onder aandacht brengen
  • Ready mades
  • Eigen stijl, romans

Slide 11 - Slide

Opdracht
  • Schrijf op wat je allemaal opvalt aan de gedichten van Andreus, Gerhardt, Buddigh en Bernlef. Denk daarbij aan alle theorie die we tot nu toe gehad hebben ( rijmschema’s, strofevormen, beeldspraak, stijlfiguren, waar gaat het over)
  • We bespreken ze daarna samen met 
      de groepjes



timer
15:00

Slide 12 - Slide

Voor een dag van morgen
  • Soms wel eindrijm wind/klimt/kind, had/stad, vrouw/jou, soms assonantie begrijpen/kijken, soms alliteratie hoeveel/hield, maar/mens, soms niets.
  • Enjambementen dat/alleen, liefhad/als
  • Personificatie: wind die in bomen klimt
  • Meest opvallend is de herhaling van 'vertel het aan' en 'hoeveel ik van je hield'

Slide 13 - Slide

De gestorvene
  • Rijm: abbaa accaa, assonantie ee- aa, binnenrijm moeten/voeten, kleren/deren
  • Veel herhaling: zeven maal
  • bijbelse getal 7 volmaaktheid
  • Metafoor? met z'n tweeën te staan (samenzijn)

  • ontroerend liefdesgedicht voor een gestorvene

Slide 14 - Slide

Vanochtend na het ontbijt
  • 1,2,3 eindrijm ontbijt, verstrooidheid, marmite
  • Enjambementen: ontbijt/ontdekte ik, verstrooidheid/dat etc.
  • Spreektaal: en jawel hoor

  • Grappige observatie

Slide 15 - Slide

Deur
  • Deur
  • Sober taalgebruik, zo objectief mogelijk

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Evaluatie
Wat zijn de verschillen tussen de jaren vijftig en zestig?

Slide 18 - Slide