Grammatica, ZD verwijzen

Grammatica, verwijzen
3 havo
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Grammatica, verwijzen
3 havo

Slide 1 - Slide

Doel
📖 Doel: Je leert de juiste verwijswoorden gebruiken.

⏳ Tijdsduur: twee lesblokjes (25 min)

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden deel 1
Verwijswoorden: Verwijzen terug naar één of meer woorden die eerder genoemd zijn. 

Het antecedent


Slide 3 - Slide

Welk verwijswoord?

Slide 4 - Slide

Het-woorden
Onzijdig
  • landen, provincies, steden, clubs (en apps).

TikTok met al zijn filmpjes.
Snapchat met zijn snapstreaks. 



Slide 5 - Slide

De-woorden
Mannelijk of vrouwelijk
-> Woordenboek!
Uitzondering, vrouwelijke woorden met uitgangen:



Slide 6 - Slide

Goed of fout?
Insta met al haar foto's
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

Deze en die verwijzen naar het-woorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Goed of fout?
Deze tafel is van hout gemaakt.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Goed of fout?
Enschede en zijn textielverleden
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Goed of fout
FC Twente en haar rode kleur
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Goed of fout?
De leerling die goede voldoendes haalt.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Aan de slag

Cursus 5 Grammatica
par. 5 ZD verwijzen

 


Geel: Ik kan zelfstandig aan het werk.
Groen: Ik kan zelfstandig aan het werk, maar heb bij sommige onderdelen hulp nodig van mijn klasgenoten en/of docent. 
Oranje: Ik wil samen met mijn klasgenoten en docent aan het werk.

Slide 13 - Slide