Ned_Gym1_Week8_les1_1a

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Terugblik
Inhoud deze week
Toetsplanning
Stillezen

Woordjes G bespreken
Invulopdracht (herhaling grammatica woordsoorten)
Zelfstandig aan de slag
Les afsluiten
Vooruitblik 
Kahoot! woordenschat F



Slide 2 - Slide

Wat hebben we de vorige les gedaan gedaan?
Grammatica oefentoets, lezen

Hoe ging deze les?
Top inzet weer!

Hoe ging het leren van de woordjes en het leren van de stof voor grammatica woordsoorten?


Slide 3 - Slide

Inhoud deze week klas 1a
Leesautobiografie

Herhalen grammatica woordsoorten

Herfstvakantie quiz

Schooltaalwoorden G 

Kahoot! F en G


Slide 4 - Slide

Toetsplanning 1a

  • Cijfer zakelijke e-mail (cijfer, uiterlijk zaterdag 10 oktober in magister)
  • SO schooltaalwoorden A t/m G (donderdag 22 oktober)
  • Toets grammatica woordsoorten H1, H2, H3 (vrijdag 23 oktober)


Denk ook aan het lezen van een leesboek en kies alvast een opdracht in de herfstvakantie die jij bij jouw gekozen boek vindt passen.

Slide 5 - Slide

Reminder boekverslag
1. Schrijf over het boek een brief aan een vriend(in). Vertel eerst in het kort waar het boek over gaat. Leg daarna uit waarom je vriend(in) het boek zou moeten lezen. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


2. Maak een abc-tekst bij het verhaal. Bijvoorbeeld: de A is van Angst die Rosa voelt als zij…, de B is van Brugklas, waar Rosa voor het eerst…. De letters q, x en y mag je overslaan.





Slide 6 - Slide

Reminder boekverslag
3. De hoofdpersoon van het verhaal doet van alles. Soms ben je het daarmee eens, soms ook niet. Schrijf een brief aan de hoofdpersoon. Vertel daarin wat je vindt van wat die persoon heeft gedaan en wat hij/zij heeft meegemaakt. Leg ook uit waarom je dat vindt. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


4. Stel je voor dat een van de personen een dagboek bijhoudt. Doe alsof jij die persoon bent. Schrijf drie korte stukjes die deze persoon in de loop van het verhaal noteert. Kies geschikte (belangrijke) momenten uit het verhaal. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een dagboektekst uitziet, noem dus de dag en datum waarop in het dagboek is geschreven.





Slide 7 - Slide

10 min stillezen
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Woorden G invullen

Slide 9 - Slide

Schooltaalwoorden G
Gelasten
Gênant
Geregeld
Gezegde
Globaal


Zegswijze: Geduld is een schone zaak

Slide 10 - Slide

Schooltaalwoorden G

Gelasten: bevelen, dwingend verzoeken
Voorbeeldzin: Nadat er daar een ongeluk gebeurd was, gelastte de politie onze groep jongeren dóór te lopen.


Gênant: schaamtevol
Voorbeeldzin: Ik hoop dat mijn oom niet wéér dronken zal zijn tijdens het grote familiefeest binnenkort; dat zou zo’n gênante situatie zijn.

Slide 11 - Slide

Schooltaalwoorden G
Geregeld: vaak, regelmatig
Voorbeeldzin: Het komt geregeld voor dat Dick te laat is.


Gezegde a) grammaticaal begrip b) uitdrukking
Voorbeeldzin betekenis 1: Ik vind het altijd leuk om het gezegde te zoeken in een lange, moeilijke zin; soms is het naamwoordelijk!
Voorbeeldzin betekenis 2: ‘Het roer omgooien’ is een gezegde dat ontleend is aan de scheepvaart.

Slide 12 - Slide

Schooltaalwoorden G

Globaal: in grote lijnen, niet gedetailleerd 
Voorbeeldzin: Wie globaal naar de coronakaart van het RIVM kijkt, zal denken dat het virus onderhand elke gemeente wel heeft bereikt.


Geduld is een schone zaak: Geduld is een goede eigenschap
Voorbeeldzin: Mijn tante is ontzettend veeleisend: alles moet altijd onmiddellijk van haar; als wij even sloom of traag zijn, wordt ze boos. “Geduld is een schone zaak”, zeg ik vaak tegen haar.


Slide 13 - Slide

Lesdoel
Je weet wat je moet doen voor jouw leesautobiografie en hebt hier alvast een start gemaakt.

Je begrijpt de stof voor de toets grammatica woordsoorten en oefent hier eventueel extra aan als je een onderdeel nog lastig vindt.


Slide 14 - Slide

Weten we het nog (grammatica woordsoorten)?

Slide 15 - Slide

Wat is een concreet zelfstandig naamwoord?
A
Iets tastbaars, wat je aan kunt raken. Zoals: armband, Noordzee.
B
Iets wat je niet aan kunt raken. Zoals: vrede, Zweinstein.

Slide 16 - Quiz

Welke woorden zijn een abstract zelfstandig naamwoord?
A
schoen, elfje, laptop
B
spook, dag, twijfel

Slide 17 - Quiz

Noem de twee soorten lidwoorden (plus de bijbehorende lidwoorden).

Slide 18 - Open question

Antwoord
Onbepaald lidwoord: een

Bepaald lidwoord: de en het 

Let op: 'Het' is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort. 

Zoals: Het waait heel hard of het is vijf uur.

Slide 19 - Slide

In welke zin staat een bepaald lidwoord?
A
Het is een zonnige dag.
B
Het verhaal vind ik heel spannend!

Slide 20 - Quiz

Antwoord
Weet je het nog?

 'Het' is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort. 

Zoals: Het waait heel hard of het is vijf uur. 
Of in de zin: Het is een zonnige dag.

Slide 21 - Slide

Maak een bijvoeglijk naamwoord van de volgende zin:

De (beslissen) .................. goal.
Het (lief) ............................... hondje.

Slide 22 - Open question

Antwoord
De beslissende goal.

Het lieve hondje.

Let op de juiste vervoeging!

Slide 23 - Slide

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De nieuwe tas.
B
De grote tas.
C
De geweven tas.
D
De ruiten tas.

Slide 24 - Quiz

Wat is juist?
A
Een bezittelijk vnw geeft aan van wie iets is. Het hoeft niet bij een zelfstandig nw te staan.
B
Een bezittelijk vnw geeft aan van wie iets is. Het staat altijd VOOR een zelfstandig nw waar het bij hoort.

Slide 25 - Quiz

Antwoord
Bezittelijk voornaamwoord  staat VOOR een zelfstandig naamwoord.

Mijn fiets.
Ons liedje.
Zijn school. 

Slide 26 - Slide

Is onderstaande juist?

Een persoonlijk vnw kun je vervangen door hij of hem.
Een bezittelijk vnw kun je vervangen door zijn.
A
Ja.
B
Nee.

Slide 27 - Quiz

Antwoord
Persoonlijk voornaamwoord (vervangbaar door hij of hem)
Is die kat van jullie (pers. vnw)?
Is die kat van hem?

Let hier op dat de bovenste zin dus GEEN bezittelijk voornaamwoord bevat.

Bezittelijk voornaamwoord (vervangbaar door zijn).
Dat is ons huis.
Dat is zijn huis.

Slide 28 - Slide

Leesautobiografie (deel 1)
Schrijf minimaal 1 A4 over jezelf en de boeken die je gelezen hebt of die voor jou zijn voorgelezen.

  1. Wat hebben je (groot)ouders voorgelezen? Of werd er misschien niet voorgelezen?
  2. Wat las de juf/meester voor in de klas?
  3. Wat lees jij graag zelf? Of lees je eigenlijk niet zo graag?

Let op: je hoeft niet (de inhoud van) elk boek/verhaal te beschrijven.


Slide 29 - Slide

Leesautobiografie (deel 2)
4. Welke gevoelens riep het boek op dat je graag gelezen hebt?
5. Welk stuk vond je indrukwekkend of juist vreselijk? Waarom vond je dat?
6. Welk genre vind je leuk om te lezen?

Je mag uiteraard meer vertellen als je dat wilt.

Let op spelling/formulering/interpunctie van jouw tekst!

Slide 30 - Slide

Je start met het maken van jouw leesautobiografie.

Klaar? TOP!

Leren schooltaalwoordjes A t/m F

Grammatica woordsoorten
H1 Zelfstandig naamwoord, lidwoord (blz 30)
H2 Bijvoeglijk naamwoord (blz 60)
H3 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (blz 90)











timer
10:00

Slide 31 - Slide

Hoe ging het samen oefenen?
Hoe ging het stillezen?
Hoe ging het zelfstandig werken?

Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?


Slide 32 - Slide

Klas 1a
Wat gaan we de volgende les doen?
Herfstquiz


Wat moet ik de volgende les meenemen? 
Een pen.





Slide 33 - Slide

Schooltaalwoorden F

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Slide