Ned_Gym1_Week7_les1

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Terugblik
Stillezen

Woordjes F bespreken
Invulopdracht 
Zelfstandig (of in tweetallen) aan de slag
Les afsluiten
Vooruitblik 
Kahoot! woordenschat E



Slide 2 - Slide

Wat hebben we de vorige les gedaan gedaan?
Grammatica 

Hoe ging deze les?
Top inzet weer!

Hoe ging het maken van het huiswerk?
Grammatica nakijken?

Cijfer mail (ovg)
Toets grammatica (h1, h2, h3)


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welk onderdeel vond je nog lastig van grammatica woordsoorten?
A
zelfstandig naamwoord, lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk vnw en bezittelijk vnw
D
Geen van dit rijtje

Slide 5 - Quiz

10 min stillezen
timer
10:00

Slide 6 - Slide

Inhoud deze week
Lezen H2 blz. 42 - 47
Opdr: Start, 1, 2 en 4

Oefentoets Grammatica

Schooltaalwoorden F

Kahoot! E (en F)


Slide 7 - Slide

Reminder boekverslag
1. Schrijf over het boek een brief aan een vriend(in). Vertel eerst in het kort waar het boek over gaat. Leg daarna uit waarom je vriend(in) het boek zou moeten lezen. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


2. Maak een abc-tekst bij het verhaal. Bijvoorbeeld: de A is van Angst die Rosa voelt als zij…, de B is van Brugklas, waar Rosa voor het eerst…. De letters q, x en y mag je overslaan.





Slide 8 - Slide

Reminder boekverslag
3. De hoofdpersoon van het verhaal doet van alles. Soms ben je het daarmee eens, soms ook niet. Schrijf een brief aan de hoofdpersoon. Vertel daarin wat je vindt van wat die persoon heeft gedaan en wat hij/zij heeft meegemaakt. Leg ook uit waarom je dat vindt. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


4. Stel je voor dat een van de personen een dagboek bijhoudt. Doe alsof jij die persoon bent. Schrijf drie korte stukjes die deze persoon in de loop van het verhaal noteert. Kies geschikte (belangrijke) momenten uit het verhaal. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een dagboektekst uitziet, noem dus de dag en datum waarop in het dagboek is geschreven.





Slide 9 - Slide

Woorden F invullen

Slide 10 - Slide

Schooltaalwoorden F
Farce
Fiducie
Flatteren
Fobie
Frictie

Zegswijze: Met de Franse slag

Slide 11 - Slide

Schooltaalwoorden F
Farce: dwaze vertoning, grap
Voorbeeldzin: Omdat Jan niet goed geleerd had, werd de toets voor hem een farce.


Fiducie: vertrouwen op een goede afloop
Voorbeeldzin: Ik heb wel fiducie in jouw plannen.

Slide 12 - Slide

Schooltaalwoorden F
Flatteren: a) mooier voorstellen dan de werkelijkheid b) zo gunstig mogelijk laten lijken
Voorbeeldzin a: De bedrijfsresultaten van ING zijn geflatteerd: de winstuitkering voor de aandeelhouders zal niet hoog zijn.
Voorbeeldzin b: Die rode jurk flatteert haar.


Fobie: overdreven angst voor iets
Voorbeeldzin: Voorbeelden van fobieën zijn claustrofobie (angst voor kleine ruimtes), agorafobie (pleinvrees), antropofobie (angst voor mensen) en triskaidekafobie (angst voor vrijdag de 13de).

Slide 13 - Slide

Schooltaalwoorden F
Frictie : a) wrijving (natuurkundige term) b) onenigheid botsing
Voorbeeldzin a: Volgens het natuurkundeboek is frictie de weerstand die optreedt wanneer een voorwerp bewogen wordt t.o.v. een ander voorwerp of andere stof waarmee het in aanraking komt.
Voorbeeldzin b: Onze totaal verschillende aanpak zorgde tijdens het samenwerken aan het project voor frictie.

Met de Franse slag – even snel, zonder de nodige zorg ergens aan te besteden
Iets doen met de Franse slag of zich met de Franse slag van iets afmaken


Slide 14 - Slide

Lesdoel
Lezen

Je kunt globaal en zoekend lezen om informatie uit de tekst te halen.
Je kunt het deelonderwerp van een alinea (of alinea's) bepalen.

Slide 15 - Slide


Kijk naar bladzijde 42
Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 16 - Open question

Antwoord
1 Geen auteursrecht op beroemde aap-selfie



Slide 17 - Slide


Kijk naar bladzijde 42
Wat zijn de onderwerpen van de eerste en derde alinea?

Slide 18 - Open question

Antwoord
Alleen mensen auteursrecht; 
kuifmakaak pikte camera voor selfies

Slide 19 - Slide

Welke zinnen moet je gelezen hebben om te bepalen wat het onderwerp is van een alinea
A
de eerste zin
B
de hele alinea
C
eerste en laatste zin
D
de laatste zin

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Link

Lees de theorie op bladzijde 42
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.

Je leest de tekst oriënterend. 

Slide 22 - Slide

Lezen H2 blz. 42 - 47

Maak opdracht
1 helemaal
2 (overslaan vraag 8, 9)
4 (overslaan vraag 3)
Leren schooltaalwoordjes A t/m E

Oefentoets grammatica woordsoorten
H1 Zelfstandig naamwoord, lidwoord (blz 30)
H2 Bijvoeglijk naamwoord (blz 60)
H3 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (blz 90)











timer
10:00

Slide 23 - Slide

Hoe ging het samen oefenen?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?


Slide 24 - Slide

Wat gaan we de volgende les doen?
Oefentoets grammatica woordsoorten


Wat moet ik de volgende les meenemen? 
Leesboek!





Slide 25 - Slide

Woordenschat woordjes E

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Slide