Oefen SO H6 paragraaf 6.1 en 6.2

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom!

Slide 1 - Slide

Weekplenda
  Week 19
  Week 20
Week 21
Week 22
Week 23
Week 24
Week 25
     H6 §1
     H6 §2
Herhalen H6 §1en§2 

SO H6
 §1en§2
SO bespreken

H6 §3

H6 §4

Herhalen H6 §3en§4 

Oefen Rep maken
Oefen Rep bespreken

leren voor toetsweek

Slide 2 - Slide

Beschrijf het temperatuurverschil tussen Noord- en Zuid Europa
A
In het zuiden is het warmer dan in het noorden
B
In het noorden is het warmer dan in het zuiden
C
Het zuiden heeft een droge tijd en het noorden niet
D
Het noorden heeft het hele jaar neerslag en het zuiden niet

Slide 3 - Quiz

Beschrijf de ligging van de gematigde zone
A
deze ligt tussen 0 en 23,5 graden
B
deze ligt tussen 30 en 60 graden
C
deze ligt tussen 23,5 en 66,5 graden
D
deze ligt tussen 66,5 en 90 graden

Slide 4 - Quiz

In welke luchtstreek ligt Europa?
A
Tropen
B
Gematigde zone
C
Poolstreken
D
Gematigde zone en middellands zeegebied

Slide 5 - Quiz

Verklaar waarom het in Zuid Europa warmer is dan in Noord Europa
A
Het zuiden heeft lood rechtere zonnestralen
B
Het zuiden heeft meer invloed van de golfstroom
C
Het zuiden heeft een droge tijd
D
Het noorden heeft meer neerslag

Slide 6 - Quiz

In de zomer zorgt een aanlandige wind voor
A
koelte
B
warmte

Slide 7 - Quiz

In de winter zorgt een aanlandige wind voor
A
warmte
B
koelte

Slide 8 - Quiz

De oorzaak van gematigde temperaturen bij zee is
A
water warmt sneller op en koelt sneller af
B
water warmt langzamer op maar koelt sneller af
C
water warmt sneller op maar koelt langzamer af
D
water warmt langzamer op en koelt langzamer af

Slide 9 - Quiz

Wanneer aan de kust een aflandige wind waait
A
worden de zomers kouder en de winter warmer
B
worden de zomers en de winter kouder
C
worden de zomers warmer en de winters kouder
D
worden de zomers en de winter warmer

Slide 10 - Quiz

Welke gebieden profiteren van de golfstroom?
A
Ijsland, Italie, Noorwegen en West-Europa
B
West-Europa, Scandinavië, Ijsland
C
Canada, Noorwegen en West-Europa
D
Westen van de VS en West-Europa

Slide 11 - Quiz

Welke reliëf vormen heeft Nederland?
A
heuvelland en laagland
B
middelgebergte, heuvelland en laagland
C
alleen laagland
D
heuvelland en middelgebergte

Slide 12 - Quiz

In Scandinavië regent het het meest in
A
het oosten
B
het noorden
C
het zuiden
D
het westen

Slide 13 - Quiz

De belangrijkste oorzaak van de overvloedige neerslag langs de west kust van Noorwegen heeft te maken met
A
de harde zeewind
B
de ligging op hoge breedte
C
de ligging van gebergten
D
de lange winters

Slide 14 - Quiz

Regen die valt aan de loefzijde van de gebergten noemen we
A
stijgingsregen
B
stuwingsregen
C
frontale regen

Slide 15 - Quiz

De westkant van Noorwegen ligt aan de
A
lijzijde van het gebergte
B
loefzijde van het gebergte
C
de stuwingskant van het gebergte
D
de dalingskant van het gebergte

Slide 16 - Quiz

Bij de lijzijde van een gebergten
A
is er sprake van stijgende lucht en droogte
B
C
is er sprake van dalende lucht en droogte
D
is er sprake van stijgende lucht en regen

Slide 17 - Quiz

Stijgende lucht
A
leidt altijd tot neerslag
B
leidt soms tot neerslag maar soms tot droogte
C
leidt bijna altijd tot droogte
D
heeft geen invloed op neerslag

Slide 18 - Quiz

In het westen van Scandinavië is het
A
kouder dan je gezien de ligging zou verwachten
B
warmer dan je gezien de ligging zou verwachten
C
precies zoals je zou verwachten

Slide 19 - Quiz

De hogere temperaturen in Noorwegen worden veroorzaakt door
A
de aanlandige wind en de zeestromen
B
de aflandige wind en de zeestromen
C
de aflandige wind

Slide 20 - Quiz

Zweden ligt voor een groot deel in de regenschaduw van het Noors kustgebergte
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Zweden ligt in de lijzijde van Scandinavische heuvelland
daardoor is het daar
A
natter
B
droger

Slide 22 - Quiz

Het is winter in Nederland. We hebben te maken met aflandige wind. Is de kans nu groter dat we kunnen schaatsen?
A
Ja, aflandige wind zorgt voor nog warmere lucht
B
Ja, aflandige wind zorgt voor nog koudere lucht
C
Nee, aflandige wind zorgt voor nog warmere lucht
D
Nee, aflandige wind zorgt voor nog koudere lucht

Slide 23 - Quiz

Waar zou je beter landbouw kunnen uitvoeren?
A
Loefzijde
B
Lijdzijde
C
Regenschaduw
D
Regenzon

Slide 24 - Quiz

Plaats A ligt op 3500m hoogte. Plaats B ligt op 500m hoogte. Waar zou het kouder zijn?
A
Plaats A, want het ligt op hoge breedte
B
Plaats A, want het ligt op een hogere ligging
C
Plaats B, want het ligt op hoge breedte
D
Plaats B, wat het ligt op hogere ligging

Slide 25 - Quiz

Het klimaat in deze klimaatdiagram komt voor in de ..... zone
A
Gematigde zone
B
Koude zone
C
Subtropische zone
D
Droge zone

Slide 26 - Quiz

Welk begrip moet worden ingevuld bij 2?
A
Loefzijde
B
Aanlandige wind
C
Aflandige wind
D
Heuvelland

Slide 27 - Quiz

Wat is relief?
A
Grote rivieren
B
Bossen
C
Hoogteverschillen
D
Losliggende stoeptegels

Slide 28 - Quiz