Week 6 Nederlands 2 H

Nederlands 2H week 6
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 2H week 6

Slide 1 - Slide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. Dit geldt ook voor je agenda!
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons/tablets verboden, tenzij de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. 

Slide 3 - Slide

Week 6  6 februari t/m 
10 februari 2023
  • We gaan door met lezen in periode 2

  • otfyw => code LessonUp
  • Deze week vervolg leesvaardigheid.
  • Afronden schrijfvaardigheid eerste opdracht

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Deze week:
  • leer je de opbouw van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden
  • leer je wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben.

Slide 5 - Slide

Weektaak 6
  • Lees het artikel op bladzijde 76
  • Maak opdracht 8 en 9 op bladzijde 77
  • Klaar? Maak je schrijfopdracht af.
  • Klaar? Lees de theorie op bladzijde 78
  • Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 79

Slide 6 - Slide

Controleren schrijfopdracht
Opdracht - ongeveer 15 minuten

Ruil je opdracht met je buurman of buurvrouw.

Controleer de opdracht op de volgende punten:

Bespreek de punten met je buurman of buurvrouw.

Slide 7 - Slide

Controleren schrijfopdracht
Heeft je schrijfopdracht een titel?
Heb je alinea's gebruikt?
Heb je minimaal 3 signaalwoorden gebruikt?
Heb je minimaal 3 functiewoorden gebruikt?
Heb je rekening gehouden met je doelgroep?
Heb je formulering en spelling gecheckt?

Slide 8 - Slide

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
201
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
H. 17+ H. 18 + H. 19
45 min
3 (toetsweek)
Nee
202
SO
Grammatica taalkundig en redekundig
45 min
1     18/1/af
Nee
203
SO
Schrijfopdracht
45 min
2/ 22/2
Nee

Slide 9 - Slide




Toetsplanning 
Leesvaardigheid 
toetsweek

Schrijven

Slide 10 - Slide

Boekenlijst 2 H - periode 3
1. Oorlogsgeheim                                              Jacques Vriens
2. Het dagboek van Anne Frank                  Anne Frank
3. Stilte heeft een eigen stem                      Ruta Sepetijs
4. De gelukvinder                                                Vendel/Elman
5. Het meisje met de vlechtjes                      Wilma Geldof

Anne  Frank, de graphic novel mag ook!








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 11 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Slide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 13 - Slide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 14 - Slide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 15 - Slide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 16 - Slide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 17 - Slide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 18 - Slide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 19 - Slide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 20 - Slide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 21 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • leer je de opbouw van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden
  • leer je wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben.

Slide 22 - Slide

Nakijken weektaak 

Slide 23 - Slide

Weektaak 5
  1. Lees de theorie op bladzijde 74
  2. Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 75
Klaar?
Lees het artikel op bladzijde 76
Maak opdracht 8 en 9 op bladzijde 77

Slide 24 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 75
1 Functiewoorden geven het verband aan tussen alinea’s en grotere tekstdelen.
Verbindingswoorden geven het verband aan tussen zinnen binnen een alinea en kleinere tekstdelen.


Slide 25 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 75
a als – voorwaarde
 b met name – verduidelijking
 c voordat – tijd
 d omdat – reden, oorzaak, gevolg
 e zo – voorbeeld
 f daardoor – reden, oorzaak, gevolg
g hoewel – inperking
 h hetzelfde geldt – vergelijking
 i dus – conclusie
 j kortom – samenvatting


Slide 26 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 75
a als – tijd
  en – opsomming
  en – opsomming
  om te beginnen – opsomming
  daarna – tijd
  dan – tijd
 b Bijvoorbeeld: ‘Donald pakt snel zijn telefoon zodat hij 112 kan bellen’.
 c Bijvoorbeeld: Met stokkende stem zegt hij: ‘Mijn vriend is dood, daardoor weet ik niet wat ik moet doen.’

Slide 27 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 75
a In deze zin wordt gezegd dat er een manier is gevonden om muggen te lokken en te doden waardoor mensen niet gestoken hoeven te worden. Op hetzelfde moment worden wereldwijd mensen door muggen gestoken. Het woord ‘terwijl’ is hier een verbinding van tijd.
 b In deze zin wordt gezegd dat Erwin ’s avonds zijn huiswerk maakt. Aan de andere kant wordt ook gezegd dat zijn moeder wil dat dit overdag gebeurt. Het woord ‘terwijl’ geeft hier de tegenstelling aan tussen het gedrag van Erwin en de wens van zijn moeder.


Slide 28 - Slide

Weektaak afgerond

Slide 29 - Slide