Instructieles Brugklas spelling blok 3 week 2.8 Lockdown

Instructie HV
Samenstellingen 
Verkleinwoorden
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Instructie HV
Samenstellingen 
Verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

Samenstellingen

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

spin + wiel

Slide 4 - Open question

horloge + maker

Slide 5 - Open question

fiets + rek

Slide 6 - Open question

vitamine + pil

Slide 7 - Open question

zon + bril

Slide 8 - Open question

rijst + pap

Slide 9 - Open question

reus + goed

Slide 10 - Open question

reus + rad

Slide 11 - Open question

schat + bout

Slide 12 - Open question

Verkleinwoorden
  • vorkje, uitje, bodempje, tangetje
  • poging - poginkje, wang - wangetje
  • oma - omaatje, café - cafeetje)
  • taxietje, lolly'tje, spraytje, sudoku'tje
  • mp3'tje, wc'tje, s'je, A4'tje

Slide 13 - Slide

bar

Slide 14 - Open question

app

Slide 15 - Open question

baby

Slide 16 - Open question

accu

Slide 17 - Open question

trolley

Slide 18 - Open question

aardbeving

Slide 19 - Open question

Instructie VM
Persoonsvorm in verleden tijd
Voltooid deelwoord
Meervoud zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Slide

Persoonsvorm VT
De jongen nieste of de jongen niesde?
Gebruik T KoFSCHiPX!
1. Noteer de stam
2. Wat is de laatste letter?
3. Zit die in T KoFSCHIP X --> ik-vorm + te(n)
3. Zit die niet in T KoFSCHiP X --> ik-vorm + de(n)

Slide 21 - Slide

Voorbeeld: voeren
voer - nee - voerde - voerden

straffen


Slide 22 - Open question

Voorbeeld: voeren
voer - nee - voerde - voerden

verven

Slide 23 - Open question

Voorbeeld: voeren
voer - nee - voerde - voerden

hoesten


Slide 24 - Open question

Voorbeeld: voeren
voer - nee - voerde - voerden

noemen


Slide 25 - Open question

Voltooid deelwoord 
gebakken, verwend, gemist

  • Hoor je -en? Dan weet je hoe je het schrijft.
  • Hoor je 't', gebruik T KoFSCHiP X

Slide 26 - Slide

Voorbeeld: wennen
Ik heb verwend/t?
verwen - verwend

kaarten

Slide 27 - Open question

Voorbeeld: wennen
Ik heb verwend/t?
verwen - verwend

bluffen

Slide 28 - Open question

Voorbeeld: wennen
Ik heb verwend/t?
verwen - verwend

huilen


Slide 29 - Open question

Voorbeeld: wennen
Ik heb verwend/t?
verwen - verwend

verhuizen


Slide 30 - Open question

Meervoud zelfstandig naamwoord
Meervoud van zelfstandig naamwoorden: meestal -(e)n of -s
mens - mensen, vogel - vogels
  • ree - reeën
  • oma - oma's, spray - sprays, panty - panty's
  • huis - huizen, raaf - raven
  • boom - bomen, blok - blokken
  • schep - schepen, la - lades
  • wiskunde, rijst, onweer, jeans

Slide 31 - Slide

pony

Slide 32 - Open question

knie

Slide 33 - Open question

vuur

Slide 34 - Open question

laars

Slide 35 - Open question

tarwe

Slide 36 - Open question